Naar hun gezamenlijke boek "Wat mijn kleinzoon weten moet".
Na de Kristallnacht was Géorg Kluger als veertienjarige in Wenen op de Rode Kruis-trein naar België gezet, met de belofte dat zijn ouders snel zouden volgen, wat niet gebeurde. De jonge Géorg belandde in een kostschool en moest op z’n eentje als jood de oorlog zien door te komen in bezet gebied. Op basis van een pakket documenten waaronder dagboekfragmenten uit die onzalige tijd, begonnen Karine Huts en Ivo Pauwels een zoektocht langs het traject dat Géorg noodgedwongen aflegde. Het was een ware ontdekkingstocht dat uitmondde in een lijvig boek. Ook het lot van zijn ouders wordt even gevolgd. Hun vlucht naar Palestina eindigde in een lange gevangenschap in een Brits kamp op het eiland Mauritius. Tegelijk ontstaat ook een beeld van de hulp die de joden van de Belgische bevolking kregen, vergemakkelijkt door de nationale sport van het omzeilen van wetten en reglementen, die goed van pas kwam om velen te laten onderduiken. Geen Holocaust dit keer, maar een aangrijpende getuigenis van overleven, in een omgeving van verzet en verraad, eindigend met een happy end. Georges Kluger huwde in 1954 met de Mechelse José Lenie en was na de oorlog vele jaren zaakvoerder van de in Mechelen gevestigde ‘Belgian Tool Company’.