Dat is dus de dag vlak voor het bombardement van 19 april 1944, tachtig jaar geleden.
Op woensdag 19 april 1944 wordt Mechelen zwaar getroffen door een geallieerd bombardement. Rond kwart voor zeven ’s avonds komen de eerste bommenwerpers van de geallieerden aangevlogen. Drie golven van B-26-bommenwerpers gooien hun landing af met het doel de spoorlijnen en het arsenaal, de centrale werkplaats van de spoorwegen, zware schade toe te brengen. 1.230 brisant- en brandbommen, 432 ‘duizendponders’ en 252 lichtere bommen worden gedropt. Ook de Erla-werkhuizen, de Werbestelle van de Waffen-SS, de Kreiscommandantur, het gebouw van de rantsoenzegels en de telefooncentrale worden zwaar beschadigd. Maar ook veel woonwijken worden zwaar getroffen. De balans is verschrikkelijk: 138 doden, 12 vermisten en 123 gewonden. Daarnaast zijn er 362 vernietigde en 1.507 beschadigde gebouwen. Ook de Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijlekerk is zwaar beschadigd. De Mechelse brandweerlieden proberen te blussen en slachtoffers te bevrijden. Ze worden geholpen door naburige korpsen, Duitse soldaten, het Rode Kruis, politie, stadswerklieden en gewone burgers. De verwoesting is zo groot dat sommige vermisten pas weken later van onder het puin gehaald worden. En dan moet het ergste nog komen… nog geen twee weken later, op 1 mei 1944. Dan is er het ‘Groot Bombardement’ op Mechelen. De geallieerden schrikken zelf van de grote tol aan menselijk leed voor de gewone burgerbevolking en de al bij al beperkte militaire impact van hun bombardementen.