Skip to Content

Zes Mechelse "kartouwen" voor de Franse koning in 1617

Type: 
Mededelingenblad
Auteur(s): 
Van der Jeught, François
Jaargang: 
40
Nummer: 
4
Plaats van uitgave: 
Mechelen
Jaar van uitgave: 
2009
Pagina's: 
s.p.

Vooraf

In 1617 leverde de Mechelse artilleriegieter Jasper van den Nieuwenhuijse (°ca.1565-1626)(1) zes kartouwen voor de Franse koning. Het waren bronzen of gietijzeren, zware kanonnen met een relatief korte loop. Deze opdracht was tot nu toe onbekend. Zij kwam aan het licht dankzij een kwitantie en een rekening in de protocollen van de Mechelse notaris Jan Harlinghen.(2)

In deze bijdrage behandelen we deze documenten, die nieuwe gegevens aanbrengen over de wapenhandel en de wapenindustrie in Mechelen tijdens het bestuur van de aartshertogen Albrecht en Isabella (1599-1621). Zij vervolledigen ook het beeld van het aantal stuks die Jasper van den Nieuwenhuijse heeft gegoten.


Het contract, de productie en de levering van zes kartouwen in 1617

Jasper van den Nieuwenhuijse was koninklijk artilleriegieter, net als zijn vader Gerard voor hem. Het was een eretitel, wat inhield dat hij in aanmerking kwam om geschut te gieten voor de vorst. Hij was hierdoor min of meer in vaste dienst, wat niet belette dat hij ook artilleriestukken leverde aan andere partijen. Net als zijn voorgangers Hans Poppenruijter, Remy de Halut en zijn vader Gerard, was Jasper van den Nieuwenhuijsen een privéondernemer. Hun afzetmarkt was ruimer dan de Nederlanden. Hans Poppenruijter bijvoorbeeld leverde kanonnen, zowel aan Karel V, aan Lodewijk XII van Frankrijk als aan Hendrik VIII van Engeland! In tegenstelling tot wat dan ook soms wordt aangenomen, was de kanongieterij aan de Oude Brusselstraat geen staatsgieterij. Het was pas enkele jaren na het overlijden van Jasper van den Nieuwenhuijsen, dat de overheid de gieterij aankocht en een kannonengieter in overheidsdienst aanstelde.(3)

Op 11 februari 1617 ging de kapitein Christo Joux een contract aan met Jasper van den Nieuwenhuijse voor de levering van zes kartouwen voor Lodewijk XIII. Het contract werd verleden voor de Mechelse notaris Jan Gheys, zoals blijkt uit de akte van notaris Jan Harlinghen van 27 oktober 1617. Het contract bleef niet bewaard.

Jasper van den Nieuwenhuijse voltooide zijn opdracht vóór 31 juli 1617. Die dag werden de ses franche certauwen met een calibre de france overgebracht naar de waag om ter presencie van den abbessedoor [de ambassadeur] gewogen te worden. Acht knechten werden ingezet. Ze monteerden en smeerden de affuiten. De stukken werden buiten de stad aan de Leemputten getest, waarvoor 10 ballen elcken bal tot 36 stuivers werden verbruikt. De huidige Leemputstraat aan de Leuvense vaart verwijst naar deze plaats. Nadien werden de kanonnen naar de kraan gevoerd met zes bloeckwaegens, afkomstig uit het artilleriehuis, om ze in een schip te laden. Deze karren werden enkel gebruikt voor het transport van geschut. Om één kanon voort te trekken waren ca. 20 paarden nodig! (4)

De zes kartouwen wogen samen 28.646 Mechelse ponden of ieder ongeveer 2.000 kg.(5)  De kostprijs voor het wegen, het testen en hun transport bedroeg 78 gulden 14 stuiver.(6)

Op 27 oktober 1617 verklaarde Jasper van den Nieuwenhuijse tegenover notaris Jan Harlinghen, dat hij die dag contant 3.046 ponden 15 schellingen Tournois had ontvangen uit handen van de noble homme m(aist)re Loijs de Donoy, conseiller du Roy trescrestien et tresorier general de lartillerie de France. Het was het saldo van de betaling voor de zes kartouwen, waarvan de totale kostprijs 18.046 gulden 15 stuiver bedroeg of ca. 3.000 gulden per stuk. Voor de prijs van één kanon kon men bijvoorbeeld in die periode in de binnenstad een huis met achterhuis kopen.(7) De kartouwen waren vrij zeker in brons gegoten, want de prijs per quintaal (100 pond) bedroeg 63 gulden. Hierin was wel het ereloon begrepen van Jaspar van den Nieuwenhuijse. In de 16de eeuw bedroeg de prijs van het brons ca. 18 gulden per quintaal en het ijzer 4 à 5 gulden per quintaal.

De akte van 27 oktober 1617 werd verleden in het gasthof De Ketel (8) op de Korenmarkt met als getuigen Jean Chenu en Abraham Calloel, inwoners van Mechelen. Jasper van den Nieuwenhuijse ondertekende de kwitantie.

Handtekening van Jasper van den Nieuwenhuijse


De levering van deze kartouwen aan de Franse koning bleef niet onopgemerkt. Ze leidde tot een geschil met een geduchte concurrent, de wapen- en buskruitfabrikant Jean Curtius uit Luik.(9)  Hij had zijn raadsman, meester Loys Engrand, die procureur was in de Grote Raad van Mechelen, de opdracht gegeven om officieel een klacht in te dienen.

Jean Curtius had een gerechtelijke actie ondernomen op basis van een ordonnantie van de Grote Raad, tegen de opdracht van de kapitein Christo Joux. Wat de inhoud van deze ordonnantie was, vernemen we niet. Toch was er zeer waarschijnlijk een verband met het feit dat Jean Curtius sedert vele jaren in een bijzonder bevoorrechte positie stond bij de overheid. Sedert 1590 bezat hij het exploitatiemonopolie van salpeter, een basisprodukt van buskruit, waarvan hij enorme hoeveelheden leverde aan de vorst.(10)  Uit de klacht blijkt trouwens dat led(ict) Curtius at marchande avecq led(ict) Christo Ioux.... pour cincq milliers de pouldres...(5.000 pond of ca. 2.500 kg buskruit!) en dat de kapitein avoit traicte [onderhandeld] pour faire forger lesd(ictes) canons. Curtius had blijkbaar deze bestelling aan zijn neus zien voorbijgaan.

Ondanks de gerechtelijke actie had de markies Dancry de kapitein Christo Joux naar Mechelen gezonden om hier de kanonnen te laten gieten, voerde Jasper van den Nieuwenhuijse de opdracht uit, werden de kanonnen getest en vervoerd door de kapitein Du Pont, die handelde in opdracht van de graaf van Bucquoy. (11) In naam van zijn cliënt protesteerde Loys Engrand tegen deze gang van zaken.

Notaris Jan Harlinghen akteerde de klacht op 23 oktober 1617 in het gasthof De Ketel op de Korenmarkt. Jean Chenu en Nicolas Sheerens traden op als getuigen. Jan Harlinghen noteerde in de rand van de akte, dat hij dezelfde dag persoonlijk een kopie van het protest aan de kapitein Du Pont had betekend, die logeerde in de afspanning Sint-Jacob, eveneens op de Korenmarkt. (12)


Nawoord

In de 16de en 17de eeuw was Mechelen een centrum van de wapenindustie en de wapenhandel in de Nederlanden en daarbuiten. De levering van de zes kanonnen aan de Franse koning in 1617 door de Mechelse artilleriegieter Jasper van den Nieuwenhuijse illustreert dit opnieuw. De vondst van de kwitantie en de rekening uit 1617 in de protocollen van notaris Jan Harlinghen, laat vermoeden dat het verhaal van de Mechelse artilleriegieters nog lang niet voltooid is.

 

1. Omdat de artilleriegieter zijn naam als Jasper van den Nieuwenhuijse schreef, gebruiken we consequent deze schrijfwijze. Zie over hem:
F. DONNET, Hans Poppenruyter, Remy de Hallut, Gerard et Gaspard vanden Nieuwen-huysen, fondeurs de canons à Malines, in Cercle archéologique littéraire et artistique de Malines, 1899, p. 93-95.
F. DONNET, Gaspard Van den Nieuwenhuyse, in Biographie Nationale, dl. 15, Brussel, 1899, kol. 731 en 732.
G. VAN DOORSLAER, L’ancienne industrie du cuivre a Malines. L’industrie de la fonderie de canons, in Cercle archéologique littéraire et artistique de Malines, 1910, p. 265-379.
L.F.W. ADRIAENSSEN, Non omnia posumus omnes. Genealogie van het geslacht Van den Nieuwenhuijsen 1400-1800, ‘s Hertogenbosch, 1988, p. 277-280.
H. INSTALLE, Het Sinte-Heylwichsgodshuis of de Putterij, in Historische Stedenatlas van België, dl. II, - HKKOLKM, Mechelen, 1997, p. 171 en 172.

2. Stadsarchief Mechelen (S.A.M.), notaris J. Harlinghen, 903, f°546r, 27 oktober 1617 ; id. f°547r, rekening van 31 juli 1617.

3. B. ROOSENS, Het arsenaal van Mechelen en de wapenhandel (1551-1567), in Bijdragen tot de geschiedenis, jg. 60, afl. 3-4, 1977, p. 187 en 188.

4. B. ROOSENS, o.c., p. 194, 195, 208.

5. 1 Mechels pond woog 0,409 kg.

6. Iedere knecht verdiende 1 gulden; voor het monteren van de affuiten werd 6 gulden 16 stuiver aangerekend, voor het smeren 3 gulden, om de stukken te testen en naar de kraan te voeren 12 gulden 10 stuiver.

7. S.A.M., notaris J. Harlinghen, 905, f°486r, 18 november 1619. De wijnkoopman Dierick Corijnssen en Geertruijt Robbijns verkochten aan de zijdelakenkoper Jan de Munck en Elizabeth de Moor het huis met het achterhuis Den Gulden Valck aan de IJzerleen. Zij hadden dit huis geërfd. De kostprijs bedroeg 3.000 gulden 10 stuiver, boven enkele renten.

8. AD. REYDAMS, De namen en de korte geschiedenis der huizen van Mechelen, anastatisch druk, Mechelen, 1980, p. 74.

9.  S.A.M., notaris J. Harlinghen, 903, f°540r, 23 oktober 1617.
S. BORMANS, Jean de Corte of Curtius, in Biographie Nationale, Brussel, 1873, kol. 912-915. Hij was een prominent wapen- en buskruitleverancier in Luik, die een fortuin vergaarde. Hij leverde ook grote hoeveelheden projectielen aan Don Juan, Parma, Mansfelt, Spinola en aan de graaf van Bucquoy. Zie:
B. ROOSENS, o.c., p. 242.

10. B. ROOSENS, o.c., p. 230.

11. CH. RAHLENBEEK, Charles Bonaventure de Longueval, in Biographie Nationale, Brussel, 1892-1893, kol. 359-368. Hij was graaf van Bucquoy, °Arras 1571 – †Bohemen 1621. Hij was o.a. een hoge officier en vertrouweling van de aartshertogen.

12.  AD. REYDAMS, o.c., p. 75.
M. KOCKEN, Gids voor oud en groot Mechelen, Antwerpen, 1990, p. 321.
 



Bookmark deze website 
Bookmark deze pagina