Mechelen was in de afgelopen eeuwen vooral bekend voor zijn kunstambachten: goudleer, tinnen borden, bronzen vijzels, albasten reliëfs, meubelen, … en natuurlijk kant. Het waren vooral de begijnen die zich met het vervaardigen van kant bezighielden, maar ook nu is nog een groep van enthousiaste kantklossters intensief bezig met het klossen van Mechelse kant.
Waarin verschilt Mechelse kant van andere kantsoorten? Om te beginnen hebben we hier te maken met kloskant. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een aantal klosjes, afhankelijk van de grootte van het stuk dat geklost wordt variërend van een dozijn tot vele tientallen. Elk klosje is omwikkeld met enkele meters garen. Door de klosjes op verschillende manieren te manipuleren ontstaan verschillende patronen. De draden worden om naalden gewikkeld die in een perkamenten patroon zijn gestanst, het uitgangspunt voor de kantwerkster. Dit soort van kant moet niet verward worden met naaldkant die veel lijkt op borduurwerk. Dit komt door de speciale steek die bij deze soort van kant gebruikt wordt, de zogenaamde knoopsgatensteek, en die veel minder verfijnd oogt.
De hier beschreven techniek is kenmerkend voor alle kloskant, maar wat maakt de Mechelse kant nu zo bijzonder dat ze zelfs als “the queen of laces” bekend staat? Het verschil is gelegen in het patroon waaruit de “fond de neige”, oftewel ijsgrond, is opgebouwd. Anders dan kanten uit Brugge, Brussel of Valenciennes vertoont deze ijsgrond namelijk een zeshoekige mazenstructuur, gelijkend op honingraten. Bij andere kantsoorten is die structuur vierhoekig. Het hoeft geen betoog dat een zeshoekige grond meer bewegingen met de klosjes vereist dan een vierhoekige.
Vanuit Engeland is er altijd veel interesse geweest voor Mechelse kant. Queen Anne (1665-1714) plaatste in het jaar voor haar dood een bestelling van maar liefst 76 meter voor een bedrag van bijna 250 pond! Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd door Belgische kantklossters in Engeland ten behoeve van de oorlogsslachtoffers kant geklost dat bekend staat als “war lace”. Uit de grote toevloed van Belgische vluchtelingen werd aan de overkant van het Kanaal namelijk een groep van kantklossters gevormd die als dentellières de Belgique bekendheid genoot. Onder hen bevonden zich ook tal van Mechelse dames. De Belgische koningin Elisabeth was een van de meest fervente bevorderaars van deze beweging en veel “war lace” bevat dan ook de Edelweiss als motief, de geliefde bloem van de koningin.
Een vaak gehoorde term in de Mechelse wereld van de kantklossters is etterjefke. Sinds 2000 is er in onze regio zelfs een kantclub met die naam. De naam is afkomstig van een smal kanten boordje dat als versiering aan vrouwenkledij werd bevestigd. Er wordt wel gezegd dat het woord uit het Mechels dialect stamt en als aansporing gold voor een jeugdige kantklosser, Jefke genaamd, om harder door te werken: “(H)etter, Jefke!”.
Hoe het ook zij, Mechelse kant trekt nog altijd veel bewonderaars en dit kunstambacht mag zich dan ook verheugen in een rijke geschiedenis. De vaardigheid van de kantklossters is groot en dwingt bewondering af. In de zomermaanden geven zij demonstraties bij UiT in Mechelen (Hallestraat).
De collectie Mechels kant van de Stedelijke Musea Mechelen kan bekeken worden op de website: http://www.stedelijkemuseamechelen.be, waar het via de knop “Collectie online” en ingave van het woord “kant” kan worden teruggevonden. Ook ander werk (tekeningen, etc.) dat van de rijke historie van de Mechelse kant getuigt, komt u zo op het spoor.
© Stedelijke Musea Mechelen
Wim Hüsken
consulent Behoud en Beheer
Stedelijke Musea Mechelen