Op 13 oktober jl. ontviel onze Kring zijn Erevoorzitter, dr. Raphaël De Smedt.
Ik heb de trieste, maar ook vererende vraag van het bestuur gekregen om voor het Mededelingenblad van onze Kring een beknopt In Memoriam te schrijven. Een uitgebreidere tekst met biografie zal in de eestvolgende Handelingen van de Kring verschijnen.
Ik leerde Raphaël De Smedt kennen tijdens mijn actieve periode in het Mechelse stadsarchief, toen hij als jong lid van onze Kring de maandelijkse lezingen bijwoonde. Ik herinner me Raphaël De Smedt als student, als jonge licentiaat, als doctorandus en uiteindelijk als doctor in de letteren & wijsbegeerte. Dr. Raphaël De Smedt zal vervolgens een schitterende carrière opbouwen in “the world of learning”. Maar daarover wil ik het nu niet hebben.
Raphaël De Smedt en ik spraken elkaar steeds met “mijnheer” aan. We behoorden beiden nog tot een voorbije wereld waar zulks betaamde. Ik keek op naar mijnheer De Smedt, die steeds keurig, zij het weliswaar lichtjes geaffecteerd, Nederlands sprak. En die steeds, even keurig, in maatpak was. Zo stelde ik me een Hoofdconservator van een Koninklijke Bibliotheek voor. Maar Raphaël De Smedt was vóór alles een aimabel man, steeds bereid te helpen waar hij kon. Toen ik, als voltijds werkende vijftiger, naar de universiteit trok en één of ander boekwerk dringend moest raadplegen, was Raphaël De Smedt mijn reddende engel! En wanneer ik een kapittel uit de Carolina nog dringender moest kunnen inkijken, volstond één telefoontje om daags nadien reeds de acht pagina’s als fotokopie in mijn brievenbus te vinden. Ik blijf mijnheer De Smedt, tot mijn levenseinde, hiervoor dankbaar.
Maar mijnheer De Smedt was nog meer: hij was mijn buurman aan de Veemarkt. Vooral de laatste vijf-zes jaar zagen we elkaar vaak en er was steeds even tijd voor een praatje, want we hadden beiden hetzelfde stokpaardje: de vele, grote autobussen die over de Veemarkt rijden en er voor iedereen de lucht verpesten.
Een paar weken vóór zijn overlijden bezochten onze secretaris, François Van der Jeught, en ik onze Erevoorzitter in het ziekenhuis. We begrepen dat Raphaëls leven kort werd. Maar zijn geest was nog springlevend en zijn Nederlands was nog steeds even keurig. En hij vertelde nog dat hij de dag erop 72 werd. En ik wist niet wat te antwoorden. Ja, wat kan men nog zeggen op zulke ogenblikken?
We namen afscheid met een handdruk. Ik had zo graag “Dag Raphaël” gezegd, maar ik zei “Dag mijnheer De Smedt”. Dommerik dat ik was.
Marcel Kocken
oktober 2013