Jeugdherinneringen
Mijn jeugdherinneringen situeren zich ongeveer tussen 1939 en 1944. Ik heb nog steeds de indruk dat met de grote luchtbombardementen op Mechelen in april-mei 1944 mijn kinderjaren voorbij waren.
Tot 1943 was ik als klein mannetje (°1935) vaak op stap met mijn grootvader, Lowieke Wernaerts, die me mee nam naar de treinen kijken aan het bareeltje op de Leuvensteenweg, die me ook bier liet proeven (later zal mijn nonkel Jef het me leren drinken), en die me soms stichtende, maar meestal niet-stichtende versjes of liedjes leerde! Zo herinner ik me nog zijn versie van het beroemde Sint-Niklaasliedje Sint-Niklaas kapoentje:
Sint-Niklaas kapoentje
Leg wat in mijn schoentje
’n Appeltje of een rog
Twie-j-oegen van ne schelvis
Ne kop van ne kabeljau
En dan zenne-n-ik nog zoe blau [blij]
Sint-Maarten zingen leerde hij me ook, maar die versie hoorde ik later ook van andere Mechelse kinderen, ze is dus niet origineel van mijn grootvader:
Sinte-Mette kan nie kakken
Want ze gat is too gebakken
Trek er aan, trek er aan
Ze gat zal opengaan.
Nog via mijn grootvader, maar ook via mijn tante Lies, mijn meter, leerde ik nog een paar “kerkelijke” rijmpjes – nou ja, kerkelijk?
Menier pastoer
Mè een belleke-n- in ze-n-oer
Mè een belleke-n-in ze gat
Kip Kap.
Dominis van biskop [verbastering van: Dominus Vobiscum]
E wast ze gat mè ziepsop
En bij de Eerste of Plechtige Communie zei de pastoor:
Dominum nop
Ontvang de brok
Is ze wat klein
Te neuste jaar zal ze groeter zijn.
Ik leerde ook curieuze zinnetjes maken met vooral klanken. Klinkt thans onnozel, pedagogisch niet verantwoord, maar o.m. de bovenvermelde eenvoudige rijmpjes waren ook prima geheugenoefeningen, juist zoals de hiernavolgende zinnetjes het leren speken en articuleren bevorderden. (Vergeet niet, ik was toen 4 à 5 jaar):
Kijkt een vlijger in de lijcht [vlieger= vliegtuig]
Kiekt een vlieger in de liecht
Koekt een vloeger in de loecht
Kuukt een vluuger in de luucht
Kaakt een vlaager in de laacht [kan ook met korte –a uitgesproken worden!]
Keukt een vleuger in de leucht
Kuikt een vluiger in de luicht
Enz., enz.
Ik wil hierbij niet nalaten te wijzen op het vrij unieke fenomeen, dat het Mechelse dialect geen tweeklanken kent, bv. het A.N.-woord ‘boom’ is in het Mechels ‘boem’. Amper buiten de stad wordt dit woord als ‘boeëm’ uitgesproken.
Marcel KOCKEN
Februari 2013