Skip to Content

Kunstwerk in de kijker (V)

Type: 
Mededelingenblad
Auteur(s): 
Wim Hüsken
Jaargang: 
43
Nummer: 
4
Plaats van uitgave: 
Mechelen
Jaar van uitgave: 
2012
Pagina's: 
5-7

KUNSTWERK IN DE KIJKER (V)

Petrus Vanden Ghein (I), Vijzel (1532), Stedelijke Musea Mechelen, inv.nr. Met/156.

Mechelen staat bekend om zijn beiaard en de Koninklijke Beiaardschool. Met de start van de bouw van de Sint-Romboutstoren – op 22 mei 1452 vond de eerstesteenlegging plaats – kwam ook de behoefte aan degelijke klokken die de inwoners van de stad en de arbeiders op het land in de omgeving de tijd meldden. Het zou tot 1481 duren vooraleer de toren twee derde van de hoogte had bereikt die hij uiteindelijk, bij het stilleggen van de bouwwerken in 1516, zou halen. In dat jaar werd op ongeveer 60 meter hoogte de klokkenkamer voltooid. Daar werden de grootste luidklokken gehangen met klinkende namen als Salvator, Karel, Rumoldus, Maria, enz. De zwaarste, de Salvatorklok, weegt maar liefst 8.146 kilogram. Een volwaardige beiaard was er in de toren sinds 1524, maar het aantal klokken dat het instrument telde, was beperkt tot veertien stuks: zes luiklokken en acht kleinere. Pas in 1948 werd de huidige omvang van deze “oude” beiaard bereikt met de installatie van een 49ste klok. De kleinste klokjes wegen slechts acht en een halve kilogram.

De eerste klokkengieter die in de Mechelse archieven vermeld wordt, is een zekere Renerus. Hij woonde rond het midden van de 14de eeuw in de Hanswijkstraat. Verder is er over hem niets bekend en door hem gegoten klokken zijn naar alle waarschijnlijkheid niet bewaard gebleven. Twee families klokkengieters hebben in de Dijlestad een duidelijk stempel gezet op het ambacht, de familie Waghevens en de familie Vanden Ghein. Hendrik Waghevens (ca. 1420-1483) ligt aan de basis van drie generaties klokkengieters. In 1465 goot hij twee klokken voor de Sint-Janskerk; negen jaar later voegde hij er nog vier aan toe. Voor het Schepenhuis goot Waghevens in 1480 een klok, “Yhesus” genaamd, nu onderdeel van de beiaard in de Sint-Romboutstoren. Ook zoon Joris (ca. 1470-1524) vervaardigde enkele klokken voor de toren, in 1515 de “Michaël” (655 kg) en een “Rumoldus” in het jaar daarop. De eerste van de twee maakt nog steeds deel uit van de beiaard, maar de tweede heeft de tand des tijds niet doorstaan. Het is een lot dat veel klokken beschoren is, want door intensief gebruik neemt het risico op barsten toe. En eenmaal gebarsten is een klok onbruikbaar.

Van het klokkengietersgeslacht Vanden Ghein zijn er niet minder dan zes generaties actief geweest, van stamvader Willem (gestorven in 1533) tot Jan IV (1642-1697). De beide zonen van Willem, Peter (ca. 1500-1561) en Jan (gestorven in 1544), traden in het voetspoor van hun vader. Van de klokken en vijzels die Peter (I) vervaardigde, zijn er veel bewaard gebleven. Vijzels werden gebruikt om harde materialen tot verfstoffen of medicinale poeders te vermalen. Eertijds waren deze voorwerpen vaak van steen, maar in de late middeleeuwen en gedurende de vroegmoderne tijd waren ze meestal van brons. Voor het gieten van de vijzels werd dezelfde techniek gebruikt als bij het gieten van klokken. De “verloren was”-methode was op ruime schaal bekend in de middeleeuwen. Daarbij wordt een klok of een vijzel in was gevormd en vervolgens ingekapseld in leem. Gietkanalen naar het oppervlak van de ingekapselde kern maken het mogelijk dat de was bij het verhitten wegvloeit. Door diezelfde kanalen wordt het vloeibare brons naar binnen gegoten. Nadat het brons is afgekoeld wordt het lemen omhulsel weggeslagen, zodat de bronzen klok of vijzel vrijkomt. De gietkanalen worden verwijderd en eventuele oneffenheden in het brons weggewerkt.

Naast de families Waghevens en Vanden Ghein waren in Mechelen nog vele bronsgieters actief. Ook andere bronzen voorwerpen werden gemaakt. Zo vestigde de uit Keulen afkomstige Hans Poppenruyter zich in 1515 in de stad aan de Dijle om er kanonnengieter van de toekomstige keizer Karel V te worden. Hij overleed in 1534, maar zijn bedrijf werd voortgezet door zijn weduwe, Heylwich van Camfort, die hertrouwde met een kanonnengieter uit Sint-Winnoksbergen.

Interessant detail van vijzels zijn vaak de versieringen. Bladranken en grotesken zijn geliefde motieven die op het fries, een doorlopende band rondom de vijzel, aangebracht zijn, terwijl de naam van de maker en het jaartal van vervaardiging dikwijls op de rand valt te lezen. Soms zijn er aan weerszijden van de vijzel handvatten die dan bvb. de vorm van leeuwenkopjes hebben. De vijzel van Peter Vanden Ghein die we hier afbeelden, draagt op de kraag het opschrift “PETER VANDEN GHEIN ME FECIT MCCCCC XXX II”, oftewel Peter Vanden Ghein heeft mij in 1532 gemaakt. Als handvat zien we twee wolfskoppen en het middenfries is versierd met ramskoppen en chimeren.

 

(afbeelding © Stedelijke Musea Mechelen)

 

Meer werk van de familie Vanden Ghein en andere Mechelse gieters van klokken en vijzels kan bekeken worden in de online-catalogus van de Stedelijke Musea Mechelen via de website http://www.stedelijkemusea.mechelen.be.

 

Wim HÜSKEN
Conservator Stedelijke MuseaMechelen
 



Bookmark deze website 
Bookmark deze pagina