In Mechelen loopt momenteel een tentoonstelling gewijd aan “Nijntje”, het konijntje uit de kinderverhaaltjes van Dick Bruna. Dit riep bij mij herinneringen op aan de konijntjes uit mijn kinderjaren, d.w.z. tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Mijn vader had een houten konijnenhok getimmerd en, alhoewel we in de stad woonden en geen groenvoeder hadden, werden we konijnenboeren! Twee konijnen, soms zelfs drie of vier, brachten hier hun kortstondig leven door. Groenvoer gingen we vanaf de lente tot in de herfst “steken” langsheen de “hoege rut” (de hoge spoorwegberm) aan Hanswijk de Bercht. Verder was er thuis nog wat groenteafval. Maar voor konijnen volstond het. Mijn vader kocht de kleine konijntjes bij een collega-arbeider-boerenzoon die samen met hem in het arsenaal werkte. Zodra de beestjes in ons konijnenkot zaten, was het hoofdzaak te zorgen dat ze genoeg te eten hadden en dik en vet werden.
Tegen de winter aan, wanneer groenvoer zeldzaam werd, waren ook de konijntjes rijp voor de pot. Waar heel de familie - ook de vrouwelijke leden - op zoek ging naar “konijneneten”, was het slachten een ritueel dat voorbehouden bleef aan ‘echte’ mannen. En met mijn 7-8 jaar behoorde ik reeds tot de ‘echte’ mannen, want ik werd ingeschakeld bij het slachten van onze konijnen.
Het konijnenbeest werd eerst “gerokken” waarbij ik mee de poten moest vasthouden. Vervolgens sloeg mijn vader – die metaalbewerker-smid was – met de zijkant van zijn rechterhand het konijn dood met één slag in de nek. En dan werd ik weer ingeschakeld: opnieuw konijn mee vasthouden terwijl vader het vel afstroopte. Het konijn werd vervolgens “opgehangen” om “op te stijven” en het vel werd opgevuld met oude gazetten en gedroogd. Van dit vel werden voor mij wanten gemaakt of een “moeffel” voor mijn moeder of zuster. In de winter, zeker in die van 1942, werden van het konijnenvel ook inlegzooltjes voor mijn “blokken” (klompen) gemaakt.
Een zeer belangrijke en moeilijke taak was het klaarmaken van het konijn, vooral omdat boter ontbrak en de oorlogsmargarine van zeer mediocre kwaliteit was. Maar mijn moeder toverde toch steeds een smakelijk gebraden of gestoofd konijn tevoorschijn. Discussies waren er wel over wie wat kreeg! Omdat ik nog moest groeien, kreeg ik altijd een mooi stuk, een achterpoot! Mijn vader had recht op de konijnenkop, waaraan hij met smaak peuzelde.
Zo hadden we weeral een paar weken vers vlees op tafel wat tijdens de oorlog een zeldzame luxe was.
En geloof het of niet, maar gestoofd konijn is nu, bijna 70 jaar later, voor mij althans, nog steeds een lekkernij. Smakelijk!
Marcel KOCKEN