Skip to Content

Vergeten helden? Militairen uit Mechelen en omstreken, omgekomen bij de scheepsramp in mei 1940

Type: 
Mededelingenblad
Auteur(s): 
Kocken, Marcel
Jaargang: 
40
Nummer: 
2
Plaats van uitgave: 
Mechelen
Jaar van uitgave: 
2009
Pagina's: 
10 - 20

Recent kwamen we in het bezit van een tekst (1) Willemstad in de Oorlogsjaren 1940-1945, samengesteld door Constant van Nispen en gepubliceerd in De Briljant in Gouden Delta, 1982-1983 (2). De inhoud van dit artikel is ook voor Belgische onderzoekers van belang. Hierin wordt namelijk in detail het verhaal verteld van een schip dat in mei 1940 in het Hollands Diep (3) op een mijn vaarde en zonk. Dit schip, de “Rhenus 127”, transporteerde Belgische krijgsgevangenen naar Duitsland.

In mei 1940 trokken de vele voorbijvarende schepen op het Hollands Diep de aandacht van inwoners van Willemstad (4). Het waren grote schepen, zgn. rijnaken, propvol met voornamelijk Belgische krijgsgevangenen en een minderheid Franse krijgsgevangenen. Deze gevangenen werden via de grote rivieren naar Duitsland vervoerd. Vanuit onder meer het Gentse werden de gevangen militairen naar Walsoorden (5) gebracht. Deze tocht verliep deels per tram, deels te voet, via Axel en Zaamslag en verder naar Walsoorden.
Hier werd ingescheept en ging de reisweg via een kanaal door Zuid-Beveland, het Hollands Diep, de Waal en de
Rijn richting Duitsland. Af en toe legde een van deze schepen aan in Willemstad om water in te slaan.

Men had de Duitse Ortskommandant van Willemstad er reeds op gewezen dat er op 13 mei 1940 Duitse magneetmijnen waren afgeworpen in het Hollands Diep. Maar hij had hieraan geen verdere aandacht geschonken.

Op 28 mei 1940 had het Belgisch leger gecapituleerd en werden de tienduizenden krijgsgevangenen weggebracht. Zoals hierboven vermeld, gebeurde dit onder meer per schip. Rond 9 uur in de voormiddag, op donderdag 30 mei 1940, vertrok uit Walsoorden een konvooi dat uit vier schepen bestond. C. van Nispen schrijft dat hij voor een groot deel van zijn bijdrage steunde op een anoniem ooggetuigenverslag dat door een Belgische militair, vermoedelijk een aalmoezenier, was opgesteld.


Het schip “Rhenus 127” vaarde als tweede in het konvooi. De daareven vermelde militair die dit verslag schreef, bevond zich op het derde schip, juist achter de “Rhenus 127”. Op dit schip bevonden zich uitsluitend Belgische militairen. Volgens dit verslag was aan de krijgsgevangenen meegedeeld dat de eerste halte tijdens de reis naar Duitsland Dordrecht zou zijn.

Omstreeks 19.20 uur op 30 mei 1940 klonk er plots een vreselijk luide knal die in Willemstad de huizen deed daveren: de “Rhenus 127” was op één van de magnetische mijnen gelopen die de Duitsers hadden gedropt!
Onze onbekende Belgische militair schreef, althans volgens C. van Nispen, dat honderden drenkelingen in het water dreven en dat anderen, samen met het opengereten schip, in de diepte zonken. Het was een hels tafereel: de “Rhenus 127”, de kiel opengereten, richtte zich met de voorsteven even op en vormde met de achtersteven als het ware een rechte hoek. Er ontstond grote paniek op het overvolle, zinkende schip: geschreeuw, gekrijs, angstkreten en daar bovenuit het aanhoudende gehuil van de scheepssirene…
Daar geen inschepinglijsten werden opgesteld, is niet geweten hoeveel Belgische militairen aan boord waren. Men kan geredelijk aannemen dat er per schip circa 1200 personen aan boord waren.
De “Rhenus 127” zonk op vrij korte tijd zo?n 700 meter ten noorden van Willemstad en circa 300 meter uit de wal.

We laten de ooggetuigen, d.w.z. de militairen, waarbij verschillende “brancardiers”, die van op de twee volgende schepen de ramp meemaakten, aan het woord.


“De brancardiers op het andere schip zagen nu een bruine massa rondspartelen in het schuimende en golvende water: tientallen soldaten waarvan sommige poogden te zwemmen. Maar het koude water, de dichtsluitende soldatenjassen en de loodzware soldatenschoenen beletten een langdurige inspanning; zij spoelden
verder mee met de verschillende stromingen van de watergeulen. Men stond machteloos: er was geen hulp te bieden. De priesters [de aalmoezeniers] prevelden herhaalde malen de woorden “Ego te absolvo”… Touwen of reddingsboeien waren er niet. Zij [de militairen op de andere schepen] moesten hulpeloos toezien hoe hun kameraden verdronken.”

De ontploffing was niet alleen in Willemstad gehoord en gevoeld, maar werd ook waargenomen tot ver daarbuiten, zelfs tot in Fijnaart (6).
Aan wal werd het eerste groot alarm gegeven door de Nederlandse Luchtbescher-mingsdienst en vervolgens door de Duitse Kommandant van Willemstad. Met militaire motorbootjes werd ter hulp gesneld. Ook de vissers en andere mensen uit Willemstad schoten met hun boten en scheepjes ter hulp. De drenkelingen waren helaas zo talrijk dat redding een haast hopeloze zaak scheen. Om de ramp nog erger te maken, stroomde uit de “Rhenus 127” olie! Ik citeer C. van Nispen: “Vaak moesten ze [de drenkelingen] aan de kleren worden opgeheven omdat de uitgestoken handen te glad [te vettig van de olie] waren om hen zo in de boten te trekken. Dokter Schiphorst (7) schrijft dat sommigen van de redders zo in hun taak opgingen dat zij overboord sprongen om de zinkenden het hoofd boven water te houden. Een Duitse soldaat had een Belg met zijn tanden bij de haren vast en trachtte tegelijk met een hand een tweede Belg van de verdrinkingsdood te vrijwaren.”

Andere getuigenverklaringen zijn echte gruwelverhalen. Alfons Leyssens (8) die aan boord van de “Rhenus 127” was, verwoordde later het drama aldus: “Een verschrikkelijk schouwspel dat geen mens, zelfs geen overlevende van de ramp, in staat is te beschrijven. Ik stond op het dek toen het schip met een hevige slag in tweeën gescheurd werd door de ontploffing van de mijn. Meters hoog vloog ik de lucht in, beschreef een kleine boog zodat ik in het water terecht kwam. Ik ging zo diep dat ik juist op tijd aan de oppervlakte verscheen om te ademen. Maar daar zag ik dat ik een dijbeen in handen had: heel waarschijnlijk van een der Duitse wachten die zich op het schip bevonden, want rond het been bevond zich een stuk grijs uniform. Uit vrees voor verdere ontploffingen zwom ik van het schip weg, ondertussen uitziende naar een balk of stuk hout waaraan ik me zou kunnen vastklampen om wat uit te rusten. Maar niets, niets dan splinters hout die op het water dreven. Ik was op 1000 meter van de oever en moest blijven rondzwemmen om boven te blijven. Tot eindelijk een vissersboot naderde en een reddingsboei uitwierp naar een soldaat die in mijn nabijheid was. Juist als deze de reddingsboei wilde grijpen, zonk hij en verdween. De band werd ingehaald en naar mij geworpen. Zo werd ik gered …”

Ook de burgers kwamen ter hulp. De aan land gebrachte drenkelingen kregen de eerste zorgen toegediend en kleer- en linnenkasten werden leeggemaakt om de soldaten droge en propere kleding te geven. Inwoners van Willemstad zetten koffie en thee, smeerden boterhammen à volonté, en, wat sommige van de geredden het meest smaakte, was een sigaret.

Ook uit naburige gemeenten kwam al snel hulp. Er werden met spoed maatregelen getroffen om de zwaargewonden naar ziekenhuizen te vervoeren. Lichtgewonden werden ter plaatse verzorgd onder meer door de reeds vermelde dokter Schiphorst uit Willemstad, door de dokters Van Schaik en De Ruiter uit Klundert, dokter De Visser uit Fijnaart, de dokters Kock, Van der Linden en Van der Velden uit Zevenbergen en de dokters Westerweel en Strengers uit Dinteloord. Van overal kwamen er verpleegsters en helpsters opdagen. De geredde soldaten werden bij de burgers thuis opgenomen om er verzorgd te worden. Het was, in drie woorden: één grote solidariteitsactie, die ver boven alle politiek of geloof uittorende.

C. van Nispen geeft in zijn bijdrage een uitgebreid relaas van deze ramp en van alle inspanningen die de inwoners van Willemstad en omliggende gemeenten zich getroostten om de honderden overlevenden op te vangen, te verzorgen en te helpen.

Op zaterdag 1 juni 1940 had, volgens C. van Nispen, in het katholiek parochiekerkje van Willemstad een dienst plaats voor de drie eerste Belgische militairen die bij de ramp waren omgekomen. Ze werden in Willemstad begraven. Duitse soldaten bewezen de doden militaire eer op het kerkhof met drie salvo’s!
Op zondag 2 juni 1940 liepen om 8.15 uur andermaal twee rijnaken voor Willemstad op een mijn. Er waren gelukkig geen gevangenen aan boord. Nog dezelfde dag, om 15.30 uur, liep een Duits motorbootje op een mijn. De ontploffing was zo hevig, dat van de twee Duitse soldaten die aan boord waren, niets werd teruggevonden.
Op 5 juni 1940 stuurde de Duitse Ortskommandant een officieel schrijven naar de burgemeester van Willemstad: “Es ist mir ein Bedürfnis, Ihnen und der gesamten Bürgerschaft von Willemstad, insonderheit aber den hilfsbereiten und tapferen Frauen und Mädels, für die durch die Minenexplosion am 30. Mai 1940 erforderlich gewordene Hilfe am Rettungswerk der belgischen Kriegsgefangenen, meine volle Anerkennung auszusprechen. Die gezeigte Einsatzbereitschaft und der an den Tag gelegte Opfermut haben die edle Gesinnung der Bevölkerung gezeigt. Ich darf Sie bitten, dieses Schreiben nach Übersetzung in die holländische Sprache durch Aushang der Einwohnerschaft zur Kenntnis zu bringen.”

Er wachtten echter nog triestige dagen: de berging van de vele lijken. Begin juni 1940 werden de eerste doden opgevist uit het Hollands Diep. Om het afdrijven van de lijken te voorkomen gingen dagelijks een aantal personen op zoek naar verdronkenen. Er werden ploegen samengesteld om deze onaangename karwei uit
te voeren. Eén ploeg ging op het water de lijken opsporen, aan het bootje vastmaken en vervolgens naar de wal brengen. Een tweede ploeg, aan land, moest de persoonlijke bezittingen en naamplaatjes van de doden recupereren. Ten slotte was er nog een derde ploeg die de graven moest delven.

De lijken spoelden niet alleen in Willemstad aan, maar in bijna alle gemeenten langsheen het Hollands Diep. Eén van de schippers die lijken ging opvissen vertelde o.m. “Ik herinner me nog een keer dat we zeven lijken tegelijk moesten slepen en dat we niet tegen de stroom opkonden […] Het gezicht van de man die met open ogen naar mij toegewend lag, zal ik nooit vergeten, ook weet ik nog dat ik tegen hem praatte […] Het werk dat de anderen moesten doen was ook verre van gemakkelijk. Denk je maar eens in: uren door het riet en de komen. Op het laatst werd het vinden vergemakkelijkt door de meeuwen en de kraaien, en eenmaal dichterbij gekomen door de wolken vliegen.”

De identificatieplaatjes en de persoonlijke bezittingen van de opgevisten werden gereinigd, ontsmet, afzonderlijk verpakt en aan het Rode Kruis bezorgd. C. van Nispen vermeldt in zijn bijdrage, dat op zaterdag 1 juni 1940 voor de eerste Belgische soldaten een lijkdienst werd opgedragen (zie hierboven). Wat verder in dezelfde bijdrage vinden we echter: “Op 4 juni (9) werden de eerste twee lijken geborgen; zij werden nog in een kist begraven. Op 5 juni moesten 15 lijken begraven worden, enkele daarvan konden nog gekist worden; de overigen vonden in een massagraf hun laatste rustplaats. ?s Anderendaags weer 31 lijken […] Op 7 juni bereikte men het trieste record van 32 …”.
Waardoor dit verschil in data is ons onbekend. Een schrijf- of tikfout? Een slecht begrepen verklaring of mededeling?

Bij het bergen van de “Rhenus 127”, einde augustus 1940, werden nog 22 zwaar verminkte lijken gevonden, waaronder de Duitse schipper. Vijf onder hen konden niet meer worden ge•dentificeerd. De begrafenis van deze slachtoffers vond plaats in een massagraf. De lijken waren niet gekist, werden met twee op elkaar gestapeld en vervolgens bestrooid met ongebluste kalk … We mogen hierbij niet uit het oog verliezen dat deze lichamen reeds een drietal maanden, in volle zomer, in het water lagen.

De “Rhenus 127” werd later geborgen en hersteld (!) en is onder de naam “Grebbeland” terug in de vaart gekomen. Later werd deze boot omgebouwd tot “Kerkschip”.
Eerst op 30 mei 1946 greep de eerste grote dodenhulde van Belgische zijde plaats. Het initiatief hiervoor kwam van dhr. Raymond Jehansart uit Mechelen.

Einde 1949 ontstond de idee alle Belgische militairen, die op verschillende kerkhoven waren begraven, in één massagraf onder te brengen, namelijk in Willemstad aan het Hollands Diep. Op deze begraafplaats werd een groot monument geplaatst waarop de namen van 122 geïdentificeerde militairen. Er werden eveneens 12 onbekende Belgische militairen begraven. Op 29 mei 1950 werd dit monument plechtig ingehuldigd.

Een plaket aan de ingang van de begraafplaats “Park Havenhoofd” draagt volgende tweetalige tekst, waarvan hierna de Nederlandstalige versie: “Belgisch Militair Erehof 1940. Hier bevindt zich het gemeenschappelijke graf van 159 in de Tweede Wereldoorlog in Nederland gesneuvelde Belgische militairen. De meeste van hen werden na de capitulatie van 28 mei 1940 door het Duitse leger in de omgeving van Gent krijgsgevangen gemaakt. Vandaar werden zij overgebracht naar Zeeuws-Vlaanderen om vervolgens met 4 schepen op transport te worden gesteld naar een krijgsgevangenkamp in Duitsland.

De route liep van de Westerschelde via het kanaal door Zuid-Beveland en de Oosterschelde naar het Hollands Diep. Ter hoogte van Willemstad voer de “Rhenus 127” op 30 mei 1940 over een Duitse magnetische mijn waardoor de naar schatting met meer dan 1200 krijgsgevangenen overvol gepakte rijnaak middenscheeps explodeerde, in tweeën brak en zonk.

Hoewel de meeste krijgsgevangenen zich wisten te redden en in Willemstad en omgeving liefdevol werden opgevangen en verpleegd, verdronken bijna 200 Belgische militairen van wie de meesten hun laatste rustplaats kregen op deze Erehof. Later werden nog elders in Nederlands gesneuvelde Belgische militairen op deze plaats bijgezet.”

Wat nu het totale aantal slachtoffers betreft, geeft C. van Nispen volgende getallen:
- Massagraf Willemstad: 134
- In Willemstad begraven, maar later naar België overgebracht: 4
- Militairen waarvan de naam oorspronkelijk niet op het monument voorkwam, maar later op afzonderlijke stenen werden bijgeschreven: 15
- In Ooltgensplaat begraven, maar later naar Belgi‘ overgebracht: 6
- In Den Bommel begraven: 5
- In Zuid-Beijerland begraven: 2
- In Bruinisse begraven: 1
Totaal: 167.
Vermoedelijk ligt het totale aantal slachtoffers hoger. Er was geen naamlijst van de opvarenden. Wie er vermist werd, was en is niet meer te achterhalen. Men kan slechts gissen.


Hieronder volgt de naamlijst van militairen uit Mechelen en omstreken, omgekomen bij de scheepsramp met de “Rhenus 127”:

Antoon Jozef DE BACKER, °10 juni 1905 in Kruibeke, maar wonende in Me-chelen. Gehuwd. Eerste sergeant-wachtmeester. Officiële datum van overlijden 7 juni 1940 in Willemstad (akte 76/1940) en aldaar op het Eerehof begraven.

Florimond BAETENS, °13 november 1913 in Duffel en er wonende. Landbouwer. Ongehuwd. Soldaat. Officiële datum van overlijden 7 juni 1940 in Willemstad (akte 64/1940) en aldaar in een enkelgraf begraven. Later overgebracht naar het Erehof.

Frans Domien CASTEELS, °25 april 1915 in Breendonk en wonende in Tisselt. Gehuwd. Soldaat. Cementbewerker. Officiële datum van overlijden 6 juni 1940 (akte 52/1940) in Willemstad. Aldaar begraven. Later overgebracht naar het Erehof.

Theofiel CEULEMANS, °30 juli 1912 in Bonheiden en er wonende. Gehuwd. Metselaar. Soldaat in het 5e linieregiment. Officiële datum van overlijden 30 mei 1940 in Zuid-Beijerland (akte 11/1940). Aldaar begraven op de Algemene Begraafplaats. Later overgebracht naar het Erehof.

Frans DECAT, °13 mei 1902 in Heist-op-den-Berg. Woonplaats niet vermeld, evenmin rang of eenheid. Officiële datum van overlijden 31 mei 1940 in Westkapelle (geen nummer van akte vermeld). Aldaar begraven. Later overgebracht naar het Erehof. Zou geen slachtoffer van de ramp met de “Rhenus 127” geweest zijn, maar elders gesneuveld.

Frans A. DEHERDT, °30 november 1912 in Duffel. Woonplaats niet vermeld. Officiële datum van overlijden 10 juni 1940 in Ooltgensplaat (akte 24/1940). Geen vermelding van rang of eenheid. Begraven in Ooltgensplaat, maar later overgebracht naar het Erehof.

Hendrik L. F. JANSSENS, °5 februari 1915 in Mechelen en wonende in Leest. Gehuwd. Soldaat. Meubelmaker. Officiële datum van overlijden 7 juni 1940 in Willemstad (akte 57/1940). Eerst begraven in enkelgraf in Willemstad. Later overgebracht naar het Erehof.
 
Raymond JANSSENS, °9 juni 1913 in Mechelen en er wonende. Gehuwd. Meubelmaker. Soldaat in 15e linieregiment. Officiële datum van overlijden 7 juni 1940 in Willemstad (akte 78/1940). Massagraf nabij het Hollands diep. Later op het Erehof bijgezet.
 
Adrianus Cornelis KONINGS, °Goirle 26 augustus 1916. Wonende in Duffel. Ongehuwd. Fabriekswerker. Soldaat 7e linieregiment, 11e compagnie. Officiële datum van overlijden 6 juni 1940 in Willemstad (akte 46/1940). “Enkelgraf” op begraafplaats Willemstad bij eerste begrafenis. Later overgebracht naar het Ere-hof.

August MICHIELS, °Putte 20 oktober 1906 en aldaar nog wonende. Gehuwd. Werkman. Soldaat 11e linieregiment, 6e compagnie. Officiële datum van overlijden 6 juni 1940 in Willemstad (akte 38/1940). Eerst “enkelgraf” in Willemstad. Later overgebracht naar het Erehof.

Desiderius, Maria, Josephina, Jacob, Paul NEEFS, °Mechelen 12 oktober 1907 en er wonende. Gehuwd. Spiegelfabrikant. Soldaat. Officiële datum van overlijden 7 juni 1940 in Willemstad (akte 82/1940). Massagraf nabij het Hollands Diep. Later naar het Erehof overgebracht.

Eduard, Alphons, Albert VERSTRAETEN, °Keerbergen 16 mei 1915. Wonende in Bonheiden. Gehuwd. Werkman. Soldaat. Offici‘le datum van overlijden 6 juni 1940 in Willemstad (akte 43/1940). “Enkelgraf”. Later overgebracht naar het Erehof.
 
Marcel E. VERSTRAETEN, °Keerbergen 9 september 1913 en er wonende. Landbouwer. Officiële datum van overlijden 6 juni 1940 in Den Bommel. Aldaar begraven. Later overgebracht naar het Erehof.

Frans, Maria, L. VERSTREPEN, °Mechelen 25 mei 1912 en er wonende. Gehuwd. Autobestuurder. Soldaat. Officiële datum van overlijden 7 juni 1940 in Willemstad (akte 81/1940). Begraven in massagraf nabij Hollands diep. Later naar het Erehof overgebracht.

Emiel, Louis, E. VAN WINGHE, °Leest 24 oktober 1919 en er wonende. Ongehuwd. Landbouwer. Soldaat. Officiële datum van overlijden 7 juni 1940 in Willemstad (akte 63/1940). “Enkelgraf” op de begraafplaats van Willemstad. Later overgebracht naar het Erehof.

Frans, Joseph VAN DEN BERGH, °Boom 28 juni 1913 en wonende in Terhagen. Gehuwd. Steenbewerker. Soldaat. Officiële datum van overlijden 6 juni 1940 in Willemstad (akte 36/1940). “Enkelgraf” in Willemstad, later overgebracht naar het Erehof.

Jozef Lodewijk MEERBERGHS, °Lier, 23 augustus 1917 en er wonende. Onge-huwd. Meubelmaker. Soldaat. Officiële datum van overlijden 7 juni 1940 in Willemstad (akte 62/1940). Eerst begraven in “enkelgraf” in Willemstad. Later overgebracht naar het Erehof.

Gilbert M.M. VANDEWEERDT, °Grimbergen 21 mei 1916 en wonende in Boorsem. Ongehuwd. Student rechten. Sergeant 11e linieregiment, 12e compagnie. Officiële datum van overlijden 7 juni 1940 in Willemstad (akte 72/1940). “Enkelgraf” op begraafplaats van Willemstad. Later overgebracht naar het Ere-hof.

Na de lectuur van het bovenstaande zijn er wel een aantal opmerkelijke feiten te constateren:

- De militaire eer bewezen door Duitse soldaten bij de begrafenis van Belgische krijgsgevangenen.
- Duitse militairen hielpen bij de redding van de drenkelingen.
- De Duitse plaatscommandant spreekt en schrijft met lof over de Nederlandse hulp en bedankt vooral de vrouwen en meisjes.
- Opvallend is ook dat de Duitsers reeds op 30 mei 1940 (amper twee dagen na de capitulatie) scheepskonvooien klaar hadden om de Belgische krijgsgevangenen naar Duitsland over te brengen. Dit wijst o.i. erop dat de Duitse legerleiding deze evacuatie reeds van tevoren had voorzien en gepland.


NOTEN
(1) Met dank aan ons medelid, Gustaaf Knops voor het ter beschikking stellen van de tekst van Const. van Nispen.
(2) De Briljant in de Gouden Delta was een periodieke publicatie van de gemeente Willemstad. Omstreeks 1990 werd ze stopgezet. Met dank voor deze in-lichting aan de dienst „Toerisme Willemstad?.
(3) Hollands Diep: Zeegat ten noorden van Noord-Brabant en ten zuiden van de Hoeksche Waard. Het Hollands Diep voert het meeste Rijn- en Maaswater af. Het wordt overbrugd door de bekende “Moerdijkbrug”.
(4) Willemstad: Gemeente in Noord-Brabant aan het Hollands Diep. Circa 1560 was hier het dorpje Ruigenhil. Op 17 juni 1583 namen de Spaanse troepen het nabij gelegen Steenbergen in. Willem van Oranje liet hierna Ruigenhil versterken tot een vesting. Na Willems dood, in 1584, verleende zijn zoon Maurits in 1585 de plaats stadsrechten en werd de officiële naam Willemstad. In 1997 zijn Willemstad, Fijnaart, Heijningen en nog meerdere andere plaatsen onderdeel van de gemeente Moerdijk geworden.
In Mechelen doet het verhaal de ronde, dat de vesting Willemstad mee werd opgebouwd met de door de „geuzen? weggevoerde stenen die bestemd waren voor de verdere afwerking van Sint-Romboutstoren.
(5) Walsoorden: Gemeente in Zeeuws-Vlaanderen tussen Ossenisse en Kloosterzande, gelegen aan de „Honte? of Westerschelde.
 (6) Fijnaart: Gemeente in het westen van Noord-Brabant, ongeveer acht kilometer ten zuiden van Willemstad. Sinds 1997 geïncorporeerd in de gemeente Moerdijk.
(7) Een dokter-ooggetuige uit Willemstad.
(8) Alfons Leyssens, toen sergeant-majoor. Geboren in Hasselt op 7 juli 1903. Hij was medestichter van de „Hulde Willemstad. Ramp 30-05-1940?. Hij overleed op 9 juli 1980.
(9) Men kan bezwaarlijk aannemen dat eerst op 4 juni 1940 de eerste lijken van de drenkelingen van de ramp van 30 mei 1940 werden geborgen.
(10) Volgens ons verstrekte inlichtingen is een boek te koop De ramp met de Rhenus 127. Kostprijs 17 € (verzending naar België inbegrepen). Te bestellen bij: info@drukkerijrepro.nl
Opmerking : De aardrijkskundige gegevens werden gevonden op het www-net. Bovendien vindt men ook heel wat details in verband met vermelde ramp op het lemma „Willemstad?.
 
 
 

 



Bookmark deze website 
Bookmark deze pagina