Skip to Content

Marcel vertelt... Mijn verhandeling

Type: 
Mededelingenblad
Auteur(s): 
Kocken, Marcel
Jaargang: 
40
Nummer: 
3
Plaats van uitgave: 
Mechelen
Jaar van uitgave: 
2009
Pagina's: 
10 - 11

Het was einde juni 1954, mijn laatste jaar humaniora. De eindexamens waren achter de rug en we liepen met zijn allen zo'n beetje doelloos rond op het speelplein van het Koninklijk Atheneum “Pitzemburg”. Binnen een paar dagen zouden we definitief afscheid van elkaar nemen alsook van de “Preffe” en van “Jef Portier”. Opeens werd ik bij “den Bam” (leraar Nederlands die eigenlijk D. Nagels heette) geroepen. Ik er naartoe met vraagtekens in de ogen. Het bleek dat ik de beste eindverhandeling van alle laatstejaarsstudenten had geschreven! Ik herinner me nog vaag dat het ging over “de mens en zijn cultuur”, of was het “de cultuur van de mens”, of “de cultuur en de mens”.  Ik weet het niet meer. Maar soit.

Ik had de eerste mens die ontdekte dat zaadjes planten voortbrachten, “Primus” genoemd.  De tweede mens plantte doelbewust de zaadjes om later te kunnen oogsten.  Ik noemde hem “Secundus”. Mijn paar jaar Latijn werkte nog na... En de rest van het verhaal is uit mijn herinnering verdwenen.

“Den Bam” gaf me mijn verhandeling terug met de uitdrukkelijke opdracht ze, mits een paar kleine correcties, op “ministerpapier” over te schrijven en vo?o?r 10 juli bij hem thuis, Antwerpsesteenweg 52 in Mechelen te bezorgen. “Waarom dit alles ?” vroeg ik. Het bleek dat de beste verhandeling naar de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde moest worden gestuurd als voorbeeld van taalgebruik en taalvaardigheid bij 18-jarigen. Mijn werkstuk zou er voor eeuwig en altijd bewaard blijven! “Den Bam” zou er zelf voor zorgen dat het document in kwestie tijdig op het juiste adres zou terechtkomen.

Onlangs ontmoette ik een oud-studiegenoot die het verder had geschoptdan ik. Hij was zelfs lid geworden van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde! Ik vertelde hem van mijn verhandeling uit 1954 en dat ze nog ergens in de archieven van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde opgeborgen moest zijn. Mijn vriend stelde me teleur. Al de paperassen van vo?o?r 1975 waren onlangs aan een papier recyclagebedrijf voor een habbekrats verkocht. Godallemachtig, een papier recyclagebedrijf! Ik zag het reeds voor mijn ogen: MIJN werk, ruw op een camion gezwierd, vervolgens in open lucht op een hoop geworpen, blootgesteld aan storm, regen en wind. MIJN werk, vermalen, tot een slijmachtige brij herleid, die platgewalst werd tot lange repels ... wc-papier. Voorwaar, ik zeg u, een triestig lot voor MIJN verhandeling.

Beste lezer of lezeres, gedenk, dat wanneer u eerstdaags het toilet bezoekt, u allicht met MIJN “magnum opus” uw billen afveegt.



Bookmark deze website 
Bookmark deze pagina