Skip to Content

Sint-Alexius (meer dan) honderd jaar in Grimbergen.

Type: 
Mededelingenblad
Auteur(s): 
M. Geerts
Jaargang: 
44
Nummer: 
1
Plaats van uitgave: 
Mechelen
Jaar van uitgave: 
2013
Pagina's: 
10-13

Sint-Alexius (meer dan) honderd jaar in Grimbergen.

 

De oorsprong van de broeders alexianen ligt in Mechelen. Hoe zijn zij in Grimbergen terechtgekomen?

Op de zware steunbalk van het oksaal in de kapel is in sierlijke gotische letters volgende inscriptie aangebracht : Het klooster van Mechelen is alhier overgebracht den 1sten october van het jaar onzes heeren 1909. Inderdaad, het klooster van de alexianen (Congregatio Fratrum Alexianorum Cellitarum) is een eeuwenoude Mechelse vestiging.

De oorspronkelijke naam van deze kloostercongregatie is cellenbroeders of cellieten. Begin 14de eeuw groepeerden zich in Mechelen uit de kringen van de begaarden enkele viri religiosi en die legden zich toe op het begraven van de doden en het verzorgen van pestlijders wanneer die epidemie de kop opstak. Nadien verlegden zij hun hoofdactiviteit meer naar het verzorgen van ‘de simpelen en de sotten’. Ten slotte breidden zij hun werkterrein uit door de opvang en verzorging van ‘lastige’ gevallen uit de meer gegoede kringen, alsook uit de clerus. Zo werd in 1749 Mechelen opgeschrikt door de moord begaan door een nog niet gewijde theologiestudent op twee medestudenten van het Groot Seminarie. De jonge dader werd naar het cellenbroedersklooster overgebracht en opgesloten. Ook chronisch verslaafden werden bij de cellenbroeders in afzondering geplaatst. Een ‘afkickcentrum’ avant la lettre. En een rijkemanszoontje dat hopeloos verliefd werd op de meid en er zelfs wilde mee trouwen, werd door de paniekerige ouders bij de cellenbroeders gebracht en opgesloten totdat de sukkelaar tot betere inzichten gekomen was. Menige adellijke telg die door een al te liederlijk leven het familiepatrimonium verbraste, werd dikwijls veiligheidshalve bij de cellenbroeders gecolloqueerd.
 

Bij de illustratie: In het glazen tochtportaal in de inkomhal werd het schild van de alexianen aangebracht. Het is verdeeld in drie velden. Bovenaan een pelikaan die zijn jongen voedt met het bloed van zijn eigen hart, het symbool van de zelfverterende opoffering van de christelijke caritas. Onderaan (heraldisch) rechts, twee gekruiste spaden die herinneren aan de oorspronkelijke activiteit van de alexianen, nl. het begraven van gestorven pestlijders. Onderaan links, een vliegende zwarte raaf met een broodkorst in de bek, symbool van het voeden en helpen van noodlijdenden. Rondom het schild, de leuze van de alexianen : “Caritas christi urget nos".

 

Het oorspronkelijk cellenbroedersklooster lag in de wijk Groenendaal, het huidige Groot Begijnhof. In 1614 werden zij genoodzaakt te verhuizen ten voordele van de begijnen, die een veilig onderkomen zochten binnen de stadsmuren nadat hun vestiging buiten de stadsmuren door calvinistische troepen was geplunderd en verwoest. Aan de cellenbroeders werd aan de noordelijke stadsrand een verlaten godshuis toegewezen, gelegen tussen de stadsgracht en de Nokerstraat. In 1756
werden zij verplicht afstand te doen van hun uitgestrekte tuin en boomgaard aan de stad Mechelen die er een kazerne (de latere Dossin-kazerne) liet bouwen voor de Oostenrijkse infanterietroepen. Vanaf 1900 kochten de Mechelse cellenbroeders gronden op in Grimbergen, meer bepaald op de Kraaienberg, op de grens tussen Grimbergen en Strombeek-Bever. Zij bouwden er een nieuw klooster en kliniek. Na hun definitieve verhuis naar Grimbergen in 1909, kwam het Mechelse cellenbroedersklooster in handen van de zusters franciscanessen. Die verlieten het kloosterpand in 1998 en het ganse complex werd omgevormd tot de hoofdzetel van de vzw Emmaüs, een christelijk geïnspireerde koepelorganisatie voor gezondheid- en welzijnszorg.

In 1458 erkende paus Pius II de lekengroepering als een religieuze congregatie en kregen de leden de toelating om geloften af te leggen. Als kloosterregel namen zij - zoals de norbertijnen - de regel van Sint-Augustinus over. Als patroonheilige kozen de cellenbroeders voortaan Sint-Alexius van Edessa, vandaar broeders alexianen. Volgens de hagiografische traditie was Alexius afkomstig van een welgestelde Romeinse patriciërsfamilie. Tijdens zijn huwelijksnacht verliet hij zijn bruid Sabine en ging hij op bedevaart naar het Heilig Land. Zo kwam hij in Edessa (nu Urfa in Turkije) terecht, waar hij zeventien jaar in armoede leefde, bedelend voor zijn eigen onderhoud en delend met zijn lotgenoten. Toen hij naar Rome terugkeerde nam zijn vader, die zijn zoon niet eens had herkend, hem als bedelaar in huis op. Zeventien jaar lang leefde hij als een onbekende in het ouderlijk huis, onder de keldertrap. Hij wordt dan ook meestal geknield onder een trap afgebeeld. Alexius is gekleed in een zwart kluizenaarskleed met een koord om het middel: het habijt van de alexianen. Soms heeft hij een bedelaarsstaf bij zich of houdt hij een brief vast waaruit na zijn dood zijn ware identiteit bleek. Alexius werd de patroonheilige van pelgrims, bedelaars, landlopers en andere ‘marginalen’. Zijn feestdag wordt gevierd op 17 juli.

In vele steden treft men vandaag nog de benaming Cellenbroedersstraat aan, wat natuurlijk wijst op hun vroegere aanwezigheid. In de 20ste eeuw verdwenen de alexianenkloosters uit het stadsbeeld. Zo werd in 1963 het Leuvense Alexiananenklooster de nieuwe vestigingsplaats van het Lemmensinstituut, eveneens van Mechelse origine. Vier huizen bleven bestaan: Boechout, Tienen, Grimbergen en Henri-Chapelle (Welckenraedt). In 1998 werden die psychiatrische verzorgingstehuizen van de alexianen overgedragen aan de broeders van liefde. Het toeval wil dat in die vier sites – ook in Grimbergen – nog één broeder alexiaan overblijft. Ondertussen was de congregatie van de alexianen uitgezwermd naar Canada en de Verenigde Staten, waar vandaag de Alexian Brothers verscheidene ziekenhuizen en psychiatrische klinieken beheren.

De verhuis van Mechelen naar Grimbergen, nu iets meer dan honderd jaar geleden, dient gesitueerd in de context van de toen nieuwe en revolutionaire opvattingen over de aanpak van psychiatrische aandoeningen en patiënten. Tot het midden van de 19de eeuw werden criminelen, landlopers en mensen met een psychiatrische aandoening op dezelfde lijn geplaatst en ook op dezelfde manier behandeld. Ze werden opgesloten in gevangenissen, kerkers en ‘dolhuysen”. In de 16de en 17de eeuw werden ze beschouwd als ketters of als door de duivel bezeten; sommigen onder hen kwamen op de brandstapel terecht.

Drie grote figuren zorgden voor een nieuwe aanpak: Edouard Ducpétiaux, die in 1830 benoemd werd tot inspecteur van de gevangenissen, kanunnik Petrus Jozef Triest, stichter van de broeders van liefde en dokter Joseph Guislain uit Gent. Geestesgestoorde mensen dienden op een humane wijze opgevangen en verzorgd en als zieken behandeld te worden, met als uiteindelijk doel sommigen te genezen en aan de overigen tenminste een menswaardig bestaan te geven. Belangrijk was het kader waarin deze nieuwe aanpak diende te gebeuren. Dr. Guislain, zelf uit een gegoede architectenfamilie, beschouwde de locatie en de psychiatrische architectuur als belangrijke therapeutische instrumenten. Psychiatrische instellingen hoorden thuis op het platteland, in gebouwen waar orde en regelmaat, maar ook huiselijkheid en gezelligheid heersten. Geen cellen, kerkers, boeien en kettingen meer, maar een zinvolle actieve bezigheid in de boerderij, keuken, wasserij, schrijnwerkerij, enz. De broeders leefden en werkten samen met de patiënten.

Deze nieuwe opvattingen leidden tot een vernieuwing in de wetgeving, o.a. de ‘krankzinnigenwet’ van 1850 en nadien geconcretiseerd door de wet van 1873. Om door de overheid erkend en gesubsidieerd te worden, dienden de psychiatrische instellingen aan bepaalde voorwaarden te voldoen, o.a. een site omgeven door een natuurlijk kader. En zo viel het oog van de Mechelse alexianen op de Kraaienberg, het hoogste punt van Grimbergen met een adembenemend panorama. Zo ontstond en ontwikkelde zich in Grimbergen het Sint-Alexiusgesticht tot een ‘modern’ psychiatrisch zieken- en verzorgingstehuis in een landelijk kader en in een aangepast architecturaal complex, een evolutie die zich tot op de dag van vandaag nog verder voltrekt volgens steeds evoluerende en aangepaste concepten. Maar de basisfilosofie, vervat in de leuze van de alexianen, is ook in onze geseculariseerde maatschappij ongewijzigd gebleven: Caritas Christi urget nos, de liefde van Christus dwingt ons de noodlijdende medemens te helpen.

 

Michel GEERTS
 

 

 

 

 

 



Bookmark deze website 
Bookmark deze pagina