Skip to Content

Een Mechels kanon uit 1699 in Parijs.

Type: 
Mededelingenblad
Auteur(s): 
François Van der Jeught
Jaargang: 
43
Nummer: 
3
Plaats van uitgave: 
Mechelen
Jaar van uitgave: 
2012
Pagina's: 
9-21

Een Mechels kanon uit 1699 in het Musée de l’Armée in Parijs van de priester en Koninklijk artilleriegieter Bartholomeus (II) Cauthals (°1661-†1721)


Vooraf

Ons medelid en Mechels stadsgids Michel Leriche vertelde mij op een avond in juli ll. (2011) dat hij in de loop van 2006 als actief officier bij Landsverdediging deel uitmaakte van een militaire delegatie, die deelnam aan een stafvergadering in de gebouwen van het Gouvernement Militaire in Parijs. Tijdens een vrij moment bezocht hij de grote binnenplaats van het enorme complex waar een 200-tal kanonnen tentoongesteld lagen. Zij maakten deel uit van de collectie artilleriestukken van het Musée de l’Armée. Een groot bronzen kanon trok zijn aandacht, omdat het versierd was met het wapenschild van Spanje met het Gulden Vlies. Michel Leriche nam digitale foto’s van het kanon en detailfoto’s van de wapenschilden die het versierden. De foto’s waren een apart aandenken aan zijn verblijf in Parijs en bleven - gelukkig - bewaard op zijn PC. (1)

Enkele dagen na ons gesprek mailde hij me de fotoreeks. Dankzij de bijdrage uit 1910 van Georges van Doorslaer over de Mechelse kanongieterij – een studie die nog steeds onovertroffen is – kon worden aangetoond dat het kanon gegoten werd in 1699 in het atelier van de Mechelse clericus én koninklijke artilleriegieter Bartholomeus (II) Cauthals (°1661-†1721). (2)

Voor zover nagegaan kon worden, is de aanwezigheid van dit Mechels kanon in Parijs in de litteratuur totaal onbekend.

In deze bijdrage wil ik vooreerst in een biografische notitie Bartholomeus (II) Cauthals opnieuw voor het voetlicht brengen, waarbij de informatie van Van Doorslaer werd aangevuld met nieuwe gegevens. Als bijlage is achteraan een genealogisch fragment gevoegd van de familie Cauthals.

De beschrijving van het kanon dat zich in Parijs bevindt, wordt geïllustreerd met de foto’s die Michel Leriche in 2006 nam. Dr. Paul de Win, oud-voorzitter van de Kring, identificeerde de prachtige wapenschilden die het kanon versieren, waarvoor ik hem bijzonder dank, want Van Doorslaer, noch de conservator van het Musée de l’Armée hadden ze gedetailleerd beschreven of geïdentificeerd.


Een biografische schets van Bartholomeus (II) Cauthals

Bartholomeus (II) Cauthals was het zesde en jongste kind van Bartholomeus (I) (1614-1686), een bekend Mechels klokgieter en Cathelijne van den Hove. (3) Hij werd thuis gedoopt op 2 oktober 1661. Vermoedelijk gebeurde dit ten huize Het Sarazijnshoofd in de Onze-Lieve-Vrouwstraat, dat zijn vader van zijn ouders had geërfd en waar het giethuijs - de kopergieterij - was gevestigd, die uitgaf in het Cortenbachstraatje. (4)

In 1679 werd Bartholomeus (II) ingeschreven aan de Leuvense universiteit, ex gymnasio Sanctissemae Trinitatis. (5) Na zijn studies trad hij toe tot de clerus, aanvankelijk in de functie van kapelaan.

Op 17 december 1685 verklaarden zijn ouders also hunnen sone mr. Bartholomeus Cauthals geerne soude worden gepromoveert tot de heijlige ordres van het pristerdom, maer daer toe niet voorsien dijes van genoechsaemen title, als van seker beneficie cappellanie sub invacatione Sancti Nicolaj fundate in Ecclesia parochiali de Lennick S(anc)ti Quintini (Sint-Kwintens-Lennik), belastten zij voor hun zoon hun huis Het Sarazijnshoofd met een lijfrente van 300 gulden per jaar. Bartholomeus zou deze rente blijven genieten tot dat hij van anderen title sal wesen voorsien.(6)

In 1700 was Bartholomeus (II) Cauthals kapelaan van de Sint-Romboutskerk. Het jaar daarop werd hij vermeld als priester. (7)

Sinds eind 1686 had zijn broer Zeger Cauthals de leiding over de koninklijke kanongieterij in Mechelen aan de Oude Brusselstraat. Hun oom Jan Cauthals was dat jaar op 6 september zonder nakomelingen overleden en hun vader overleed op 27 oktober 1686, net geen twee maanden na zijn broer Jan.

Omdat Zeger evenmin nakomelingen had – hij overleed ongehuwd op 28 juli 1694 – nam Bartholomeus (II) de leiding over de gieterij. Hij werd in de functie van koninklijk artilleriegieter benoemd op 26 november 1694, jusqu’a ce que ses neveux ayent acquis la capacité requise pour lui succéder.

Bartholomeus (II) bleef deel uitmaken van de clerus en werd in akten in zijn beide hoedanigheden vermeld. (8)

Georges van Doorslaer somde enkele kanonnen op, die onder de leiding van Bartholomeus (II) Cauthals werden gegoten, maar wellicht geeft zijn informatie geen volledig beeld van de totale productie.

Bartholomeus (II) Cauthals overleed in de Oude Brusselstraat, zonder dat iemand van zijn naaste familieleden de leiding ervan had overgenomen. Zijn uitvaartplechtigheid – met een kercklijck - werd op 8 juni 1721 gehouden in de Sint-Romboutskerk, maar hij werd begraeven tot Hanswijck door den heere Archipresbijter Corias, zoals blijkt uit het begrafenisregister van de Sint-Romboutskerk.

Bartholomeus (II) Cauthals was ongetwijfeld een kapitaalkrachtig man. Hij genoot een lijfrente vanwege zijn ouders van 300 gulden per jaar sinds 1685, had prebenden als priester en kapelaan, zijn gagie als koninklijk artilleriegieter én inkomsten van de productie van kanonnen. Van zijn vader erfde hij een deel van het huis Het Wolfken aan de Korenmarkt en Het Sarazijnshoofd in de Onze Lieve-Vrouwstraat.

Het Wolfken met het achterhuis werd op 22 maart 1687 verkocht voor 4.000 gulden aan Jan van den Eijnde en Barbara Van Bereler. Dit huis is nu (2011) het nummer 10 aan de Korenmarkt, naast Den Duyts, dat toen het eigendom was van de gilde van de Oude Kruisboog. (9)
 

Handtekeningen van Segher Cauthals, Bartholomeus Cauthals en Jan Cauthals onder de akte van 17 mei 1687 m.b.t. de verkoop van het huis Het Wolfken. (notaris J.B. Claessens, 411, s.f°, 17 mei 1687)


Het Sarazijnshoofd met het achterhuis werd op 13 september 1704 verkocht voor 3.650 gulden aan Jooris Druwé en Anna Barbara van Kiel. (10)

Dat Bartholomeus (II) Cauthals kapitaalkrachtig was, wordt nog beter geïllustreert door de grote bedragen die hij in de periode tussen 1700 en 1718 aan een twaalftal personen leende. Voor de terugbetaling van die bedragen - mét intresten – stelden de ontleners telkens hun eigendom(men) als borg. Hier volgt een opsomming.

Cauthals leende 200 gulden op 30 april 1700 aan Anneken Rober, dochter van Emanuels Rober, 22 jaar oud en aan haar enige voogd Petrus Bustin, kapelaan en custos (koster) van de Sint-Pieter- en Pauluskerk in Mechelen. Voor de terugbetaling met intresten, stelden zij als borg twee naast elkaar gelegen huizen aan de Meijsbrug (11); 1.600 gulden op 13 juli 1701 aan Marie Louise de Clercq, vrouwe van Mingelfroit, weduwe van jonkheer Ignatius Gaspar van Erp en haar zoon jonkheer Gelaude van Erp, kapitein. Zij stelden een huis in de Torfstraat als borg (12); 500 gulden op 31 januari 1707 aan Gijsbrecht Lints, boekdrukker in Mechelen, die voor de terugbetaling twee huizen als borg stelde, het eerste gelegen in het begin van de Nieuwe Bruul en het andere, de Maagd van Mechelen genaamd, op de hoek van Grote Markt (13); 300 gulden op 25 februari 1707 aan Franciscus Nicolaus Betram, doctor medicus in Mechelen. Hij belastte zijn huis De Kat op de Grote Markt gelegen tussen het huis De Volgelhein en De Valk (14) en 1.600 gulden op 18 maart 1707 aan Jan de Meijer, koopman van wijnen in Mechelen en zijn echtgenote Magdalena Pinseel. Zij belastten hun huis Het Groen Schild in de Nieuwe Bruul gelegen aan de zijde van de Botermarkt én een bos van twee bunder onder Duffel. (15)

Cauthals werd op 24 januari 1708 gegoed in een rente op een kapitaal van 2.000 gulden, waarmee het huis naast de Trektangbrug en de Melaan in de Koestraat (de huidige F. de Merodestraat) was belast. Het huis was voorheen eigendom van Jacques de Caluart, raadsheer in de Grote Raad. (16)

Cauthals leende 3.000 gulden op 20 maart 1709 aan Affricanus van Meerbeeck en zijn echtgenote Anna Schooffs. Zij stelden als borg hun huis Den Beir op de Grote Markt. Het omvatte twee woningen, een achterhuis en stallingen (17); 400 gulden op 17 oktober 1710 aan Hendrick Meremans en Joanna Maria Peeters, die twee naast elkaar gelegen huizen in de Befferstraat, De Scheire en De Hert als borg stelden (18); 500 gulden op 29 juli 1711 aan Hendrick Raijmaeckers, zijn echtgenote Anna de Vos en Leonardus Jerobo, de voogd over Wijnant de Vos, de minderjarige zoon van Anna de Vos uit haar eerste huwelijk met Jaspar Boutier. Zij stelden als borg het huis De Doorne Croone in de Hanswijkstraat, gelegen aan de zijde van de Putterij. (19)

Batholomeus (II) Cauthals leende 500 gulden op 9 april 1715 aan Jacobus Matthijs en zijn echtgenote Maria Esschericx. Zij stelden twee huizen als borg gelegen in de Korte Ridderstraat aan de zijde van het Augustijnenklooster, alsook een beemd van een bunder, Den Grooten Hert genaamd, gelegen in de Geerdegembroek aan het Ziekenliedenklooster (20); 1.200 gulden aan Maria Carolina De Gorttere, begijn op het Groot Begijnhof van Mechelen. Zij stelde als borg haar huis in de Milsenstraat, Den Rinck genaamd, dat kanunnik Corten bewoonde (21) en tenslotte 500 gulden op 12 januari 1718 aan Peeter Verhaegen de oude en zijn echtgenote Elisabeth Daems. Zij stelden als borg het huis Keulen in de Guldestraat, op de hoek van de Korenmarkt, zijde van de Zoutwerf, en het huis Het Bijltjen op de Hoogstraat. (22)

Hieruit blijkt dat Bartholomeus (II) Cauthals tussen 1700 en 1718 over een vrije reserve aan kapitaal van minstens 10.000 gulden kon beschikken om intresten te laten opbrengen, een enorm bedrag.

 

Het Mechels kanon van Bartholomeus (II) Cauthals in de collectie van het Musée de l’Armée in Parijs

Blijkbaar is het bronzen kanon van Bartholomeus (II) Cauthals uit 1699 in Parijs het enige exemplaar dat van deze kanongieter bewaard is gebleven. Onderluitenant Antoine Leducq, verbonden aan het Musée de l’Armée – Département Artillerie van het Hôtel National des Invalides in Parijs, noteerde in zijn brief van 6 september 2011 hierover: Nous ne savons malheuresement que peu de choses sur ce canon qui est, à notre connaissance, le seul témoin des productions d’armes de Bartholomeus Cauthals.

Het kanon is in de collectie van het museum geregistreerd onder het nummer N 571. Het heeft een lengte van 2,24 m en een kaliber van 0,078 m, wat ongeveer overeenkomt met een kaliber van 3 pond. Het stuk weegt 446 kg en is voorzien van twee hengsels, in de vorm van dolfijnen.
 

Afb. 1. Het kanon van Bartholomeus (II) Cauthals op de binnenplaats van het Gouvernement Militaire in Parijs. (foto van Michel Leriche, 2006)

Het kanon draagt achteraan op de kulas de naam Bartholomei Cauthals en Mechliniae.
 

Afb. 2. Kulas van het kanon. “…lomei Cauthals” en “Mechliniae” zijn duidelijk leesbaar. (foto van Michel Leriche, 2006)

Het gedeelte van het kanon tussen de kulas en de hengsels is versierd met het wapen van Spanje met het Gulden Vlies en gedateerd met het jaartal 1699.
 

Afb. 3. Wapenschild van Spanje met het Gulden Vlies en het jaartal 1699. (foto van Michel Leriche, 2006)

De loop van het kanon is versierd met drie wapenschilden, op één lijn geplaatst met het wapen van Spanje met het Gulden Vlies.

 

De identificatie van de wapenschilden (23)

De identificatie van de wapenschilden was niet evident, zelfs niet met de verwijzingen in de brief uit Parijs. Hierin was, naast het onmiddellijk herkenbare wapen van Spanje met het Gulden Vlies, enkel sprake van les armes du prince Pignatelli, celles du grand maître de l’ artillerie et de Maximilien de Bavière.

Het wapen van Spanje met het Gulden Vlies was dat van Karel II, koning van Spanje (1665-1700).

Het wapen met de drie pignates (= chaudrons en fonte, keteltjes) – dat zich het kortst bij de loopmond bevindt - , was dat van Nicola Pignatelli (1648-1730), prins van Noia, hertog van Monteleone. (24) De familie Pignatelli was een prinselijke familie uit Napels, die op dat ogenblik de paus had geleverd in de persoon van Antonius (1615-1700), paus onder de naam Innocentius XII (1691-1700).
 

Afb. 4. Het wapenschild van Nicola Pignatelli (1648-1730). (foto van Michel Leriche, 2006)

Het wapenschild het kortst bij de twee hengsels van het kanon, is dat van Maximilaan II, keurvorst en hertog van Beieren (Bavière). Hij werd geboren als Maximiliaan-Emmanuel van Wittelsbach (München 11 juli 1662 - München, 26 februari 1726). Hij werd hertog van Beieren in 1679 en gouverneur-generaal van de Nederlanden vanaf 1691 onder de Spaanse koningen Karel II en Filips V. (25)
 

Afb. 5. Het wapenschild van Maximiliaan II (1662-1726). (foto van Michel Leriche, 2006)

Het grootste probleem vormde het middenste wapen op de loop. Het is het wapen met zoom, ingebogen gekapt met draak in de voet, lelies en palen. Wie was die grand-maître de l'artillerie uit de brief van Parijs? Hoogstwaarschijnlijk een Spaanse Grande met prinselijke of hertogelijke titel aan de kroon te zien. Zonder naam was het wapenschild evenwel moeilijk te achterhalen. Er waren toen wat Spaanse Grandes aan het Spaanse hof.
Het was de familie de la Cueva, hertogen van Alburquerque, die dit wapen voerde. In de genealogie van deze familie komt een Don Gaspar de la Cueva y Enriquez voor, die generaal van de artillerie was in Extremadura in de oorlog tegen Portugal. Hij overleed alleszins vóór 1700 en waarschijnlijk tussen 1676 en 1686, want hij is nooit hertog van Alburquerque geweest, levensdata van zijn oudere broer, de 8ste hertog van Alburquerque, en zijn jongere broer, de 9de hertog van Alburquerque.

Derhalve is het wapen hoogstwaarschijnlijk van zijn neef Don Francisco V Fernandez de la Cueva, 10de hertog van Alburquerque, graaf van Ledesma en Huelma, markies van Cuellar en Cadreita, Grande van Spanje van de Eerste Klasse (+1733). Hij was een zeer belangrijk personage: kamerling van koning Karel II, kapitein-generaal van Granada, kapitein-generaal van de kusten van Andalusië en van de Atlantische Oceaan, stadhouder en kapitein-generaal van Nieuw-Spanje, onderkoning en voorzitter van de Koninlijke Raad en Kanselarij van Mexico (1702), enz. Hij werd ridder van het Gulden Vlies in 1707 onder Koning Filips V. (26)
 

Afb. 6. Wapenschild van Don Francisco V Fernandez de la Cueva, 10de hertog van Alburquerque. (foto van Michel Leriche, 2006)

 

Vroegere attestaties over geschut uit 1699 van Bartholomeus (II) Cauthals

Georges Van Doorslaer noteerde in zijn bijdrage van 1910 over de kanongieterij dat Bartholomeus (II) Cauthals in 1699 de som van 6.000 pond had ontvangen pour et à compte de la main-d’oeuvre de la nouvelle fonte qu’il est chargé de faire. Het ging hier duidelijk om de betaling van nieuw geschut, zeer waarschijnlijk dat van hetzelfde jaar.

In zijn bijdrage uit 1935 over tien Mechelse artilleriestukken - die toen nog bestonden - vermeldde Van Doorslaer een kanon dat gegoten werd in het atelier van Bartholomeus (II) Cauthals in 1699. (27) Het stuk behoorde op dat ogenblik tot de collectie van een museum in Berlijn. Dat kanon had een lengte van 2,11 m (dus 13 cm korter dan het exemplaar in Parijs), een kaliber van 7,8 cm (hetzelfde kaliber als dat in Parijs) en eveneens twee hengsels in de vorm van dolfijnen. Het had op de kulas dezelfde inscriptie: Opus Bartholomei Cauthals Mechliniae, 1699 en was versierd vier wapenschilden, waaronder het wapenschild van Spanje met het Gulden Vlies, gevat tussen het jaartal 1699.

Van Doorslaer identificeerde verder enkel het wapenschild van de Bavière en noteerde over dit kanon: C’est une pièce de belle ordonnance et d’une facture soignée.

Hij vermoedde dat het één van de drie stukken was, dat voorkwam in de inventaris van het geschut in Ath in 1716. In deze inventaris (1725-1733), die Jacques Bouchette opstelde, de munitiemeester van Ath, staat de vermelding van een bronzen kanon met een gewicht van 2.130 pond, met het wapen van Spanje, gegoten in 1699 door Bartholomeus (II) Cauthals. (28)

Tenslotte verwees Van Doorslaer naar een lijst uit 1715 van artilleriestukken die zich in de magazijnen bevonden van de stad Limbourg. Er waren toen drie bronzen kanonnen aanwezig à quatre armes et y est (inscrit) Opus Bartholomaei Cauthals, Mechliniae, 1699. (29)

Hieruit blijkt dat Cauthals in 1699 als directeur van sijne Conincklijcke majesteijts gieterije in Mechelen minstens drie gelijkaardige kanonnen had gegoten.

Wellicht is het kanon dat zich nu in Parijs bevindt, één van die stukken en kwam het daar als oorlogsbuit terecht in de periode van de bezetting van onze gebieden door de Franse legers, eind 18de – begin 19de eeuw.


Nawoord

Met deze bijdrage werd dankzij de informatie van ons medelid Michel Leriche een authentiek Mechels bronzen kanon herontdekt, dat zich bevindt in Parijs in de collectie van het Musée de l’Arméé. Dr. Paul de Win identificeerde voor het eerst de prachtige wapenschilden die het kanon versieren. Van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om de biografie van de geestelijke én Koninklijk artilleriegieter Bartholomeus (II) Cauthals te verfijnen.

Wellicht wordt het andere kanon uit 1699, dat zich in 1935 in een museum in Berlijn bevond - als het nog bewaard is gebleven – ooit herondekt.


François van der Jeught

 

 

 

Bijlage: Genealogisch fragment van de Mechelse familie Cauthals (30)

 

I. Jan Cauthals, koninklijk artilleriegieter in Mechelen, x O.L.Vrouw-over-de-Dijle, 10 mei 1607 met Catharine Heregouts, van wie 12 kinderen, allen gedoopt in de kerk van O.L.Vrouw-over-de-Dijle. Onder wie:

1. Jan, °9 januari 1609 (doopheffers: Hans Herregodts en Anna Herregodts), koninklijk artilleriegieter in Mechelen, †6 september 1686, x St.-Pieter en Paulus, 25 mei 1657 met Catherine Estricx. Geen kinderen.

2. Bartholomeus (I), volgt onder II.


II. Bartholomeus (I) Cauthals, °O.L.Vrouw-over-de-Dijle, 5 september 1614 (doopheffers: Wouter van Elsen en Cattlijn de Grooff), klokgieter in Mechelen, †27 oktober 1686, x St.-Rombout, 19 februari 1648 (getuigen: Wouter van Elsen en Richardus du Culot) met Catelijne Van den Hove. Van wie, allen gedoopt in de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle:

1. Catharina, °29 november 1648 (doopheffers: Dirick van der Meren en Catharina Heregoudts), x O.L.Vrouw-over-de-Dijle, 3 september 1678 met Paulus Balincx (ook: Bulincx).

2. Segerius (Zeger), °13 februari 1651 (doopheffers: Segerius Matthijs, Henricus van den Hove en Elijsabeth van den Hove), 28 juli 1694.

3. Anna Philippina, °29 september 1653, (doopheffers: Philippus van der Meren en Anna van den Hove), x met Hieronimus Mosselmans. Hij was erff keure van den etenwaere in Brussel.

4. Clara, °7 juni 1656 (doopheffers: Sebastianus Cauthals en Clara Jolijet);

5. Joannes, °6 november 1658 (doopheffers: Joannes Cauthals en Catharina Cauthals), x St.-Rombout, 23 januari 1686 (getuigen: Egidius De Pre en Zeger Cauthals, zijn broer) met Christina Verbiest.

6. Bartholomeus (II), °2 oktober 1661 (doopheffers: Joannes Cuijpers en Maria van Goijenhuijse), †St.-Rombout, 8 juni 1721, (begraven in de Hanswijkkerk), priester ende directeur van sijne Maje(steits) geschut gieterije in Mechelen.

 

Eindnoten

(1)
Mededeling van Michel Leriche op 26 juli 2011, tijdens een overigens aangenaam gesprek. Mijn dank gaat naar hem uit, omdat deze bijdrage enkel kon tot stand komen dankzij zijn foto’s én zijn informatie. Hierdoor kon ik bijkomende gegevens over het kanon vernemen van de conservator van het Musée de l’Armée - Hôtel National des Invalides in Parijs.

(2)
G. VAN DOORSLAER, L’ancienne industrie du cuivre à Malines. L’industrie de la fonderie de canons, in Bulletin du Cercle Archéologique, Littéraire & Artistique de Malines, dl. XX, Mechelen, 1910, p. 369-371.

(3)
G. VAN DOORSLAER, L’ancienne industrie du cuivre à Malines. La fonderie de cloches, in Bulletin du Cercle Archéologique, Littéraire & Artistique, deel XXIII, Mechelen, 1913, p. 81-84.
F. VAN DER JEUGHT & J. PEETERS, Het aanbestedingscontract met de Mechelse klokkengieter Bartholomeus Cauthals (1614-1686) voor de levering van twee nieuwe klokken voor de kerk van Boortmeerbeek (1664), in Mededelingenblad, KKOLKM, jg. 37, nr. 4, Mechelen, 2006, p. 5-11.

(4)
Stadsarchief Mechelen, Schepenregister (SR), 306, f°430r, 17 december 1685. Omdat alle geraadpleegde documenten berusten in het Stadsarchief, wordt dit verder niet meer herhaald.

(5)
A. SCHILLINGS, Matricule de l’ Université de Louvain, dl. IV (1651-1683), Brussel, 1963, p. 445, onder nr. 346, hier vermeld als Cautels Bartholomeus uit Mechelen.

(6)
SR, 306, f°430r, 430v, 17 december 1685. Het Sarazijnshoofd was gelegen tussen het huis De Roesselberg en het huis De Belle en werd in 1685 geschat tussen de 4.000 en 5.000 gulden.

(7)
SR, 321, f°68r, 30 april 1700: Eerw(aarde) heere Bartholomeus Cauthals cappellaen van de Metropolitaine kercke van Sint Rombout alhier; id., 322, f°68r, 13 juli 1701: Eerw(aarde) heere Bartholomeus Cauthals p(res)b(ijte)r, etc.

(8)
SR, 336, f°48r, 9 april 1715: Eerw(aarde) Heere Bartholomeus Cauthals p(res)b(yte)r ende directeur van de sijne Conincklijcke Majesteijts gieterije; id., 338, f°8r, 20 januari 1717: Eerw. Heere Bartholomeus Cauthals pr(es)b(yte)r ende directeur van sijne Maj(esteits) geschut gieterije.

(9)
Notaris J.B. Claessens, 411, s.f°, 22 maart 1687; id., s.f°, 17 mei 1687; id., s.f°, 23 juni 1687: verkoop van het huis en de akten m.b.t. de bekrachtiging van de verkoop door de zonen en dochters.
SR, 333, f°97, 10 mei 1712. Fonds G, Serie I, Wijkboeken (1646-1796), (WB), 4, f°60r.

(10)
SR, 325, f°79v, 24 november 1704. WB, 7, f°215r. Notaris J.B. Slabbeeck, 1618, s.f°, 13 september 1704. G. VAN DOORSLAER, L’industrie de la fonderie de canons, o.c., p. 363 en 364.

(11)
SR, 321, f°67r, 30 april 1700.

(12)
SR, 322, f°67v, 13 juli 1701. WB, 10, f°302r.

(13)
SR, 328, f°22r, 31 januari 1707. WB, 5, f°45r.

(14)
SR, 328, f°34r, 25 februari 1707.

(15)
SR, 328, f°41r, 18 maart 1707. WB, 9, f°63r.

(16)
SR, 329, f°31r, 24 januari 1708, WB, 3, f°211r.

(17)
SR, 330, f°27r, 20 maart 1709. WB, 5, f°38r.

(18)
SR, 331, f°194r, 17 oktober 1710. WB, 1, f°290r en f°291r.

(19)
SR, 332, f°99v, 29 juli 1711. WB, 6, f°109r.

(20)
SR, 336, f°48r, 9 april 1715. WB, 3, f°188r

(21)
SR, 338, f°8r, 20 januari 1717. WB, 8, f° 141r.

(22)
SR, 339, f°3r, 12 januari 1718, WB, 5, f°91r (huis Keulen); id., f°194r (huis Het Bijltjen).

(23)
Op basis van de mail van dr. Paul de Win van 15 september 2011.

(24)
RIETSTAP, Armorial général, III, p. 438 + illustraties Rolland.

(25)
Over Maximiliaan II en zijn zegel, zie:
CLAUDE DE MOREAU DE GERBEHAYE, Maximilien-Emmanuel, souverain méconnu des Pays-Bas, et son sceau princier (1711-1714), in C. DE MOREAU DE GERBEHAYE & A. VANRIE (ed.), Marque d'authenticité et sigillographie. Recueil d'articles publiés en hommage à René Laurent, Archief- en Bibliotheekwezen in België, Extranummer 79, Brussel, 2006, p. 331-361.

(26)
F.F. DE BETHENCOURT, Historia genealogica y heraldica Monarquia espanola Casa Real y Grandes de España, II, Madrid, 1920, p. 200 (stamboom), 207 (wapenschild), 284-285 (Don Gaspar), 207 sqq. (Don Francisca V).

(27)
G. VAN DOORSLAER, Dix pieces d’ artillerie fondues à Malines aux XVIe et XVIIe siècles et existantes encore, in: Oud-Holland, jg. 52, afl. 5, Amsterdam, 1935, p. 236 (afbeelding nr. 7), 239 en 240.

(28)
A. PINCHART, Archives des arts, sciences et lettres. Documents inédits publiés et annotés, deel 2, Gent, 1863, p. 106 en 107.

(29)
G. VAN DOORSLAER, L’ancienne industrie du cuivre à Malines, o.c., p. 371, waarin hij verwijst naar J. THISQUEN, Histoire de la ville de Limbourg, in: Bulletin de la Société Verviétoise d’ Archéologie et d’ Histoire. Limbourg ligt aan de Vesder op enkele kilometers van Verviers.

(30)
Voor de samenstelling werd dankbaar geput uit de databank van DE WARE VRIENDEN VAN HET ARCHIEF, bewerking Parochieregisters Mechelen 1519-1796, http://www.dewarevrienden.net, 2007-2011.
 

 



Bookmark deze website 
Bookmark deze pagina