Skip to Content

De Mechelse periode van Mgr. E.-J. De Smedt

Type: 
Mededelingenblad
Auteur(s): 
Michiels, Robrecht
Jaargang: 
42
Nummer: 
1
Plaats van uitgave: 
Mechelen
Jaar van uitgave: 
2011
Pagina's: 
12-16

 

De Mechelse periode van Mgr. E.-J. De Smedt
 
Op 28 augustus 2010 bracht de familie van Mgr. De Smedt een bezoek aan het Diocesaan Pastoraal Centrum. De vroegere hulpbisschop van kardinaal van Roey was hier een tijdje president van wat toen het Grootseminarie was. In volgende bijdrage vindt u het relaas van dit bezoek met de toespraak die gehouden werd door Prof. Em. Robrecht Michiels, thans bewoner van dit huis.
 
Bezoek aan het Grootseminarie
 
Geachte Familie van Mgr. De Smedt,
 
We zijn hier in de vroegere refter van het Grootseminarie. Die werd gebouwd onder Kardinaal van Roey, vlak na het vertrek van Mgr. De Smedt naar Brugge in 1952; nu heet hij Hof de Merode. Via de monumentale trap hiernaast gaan we naar de nieuwe kapel. Zij werd in dezelfde tijd gebouwd en bergt nu het Diocesaan Archief. Van daar lopen we langs de Merodezaal, de feestzaal van dit huis, en van daar langs de vroegere woonkamers van Mgr. De Smedt als president van dit Grootseminarie. Daarna gaan we via de kapel en via de gangen of panden van het oudste deel van het Seminarie naar het Groot Auditorium, dat onder Mgr. De Smedt werd gebouwd; daar zal ik een woordje zeggen over De Smedts zogenaamde Mechelse periode.
 
Toespraak in het Groot Auditorium
 
Geachte Familie De Smedt,
 
Het indrukwekkende gebouw dat u via de Varkensstraat betreden hebt, is het Diocesaan Pastoraal Centrum (DPC) van het huidige aartsbisdom Mechelen-Brussel. Maar eigenlijk gaat het om het voormalige Grootseminarie van het vroegere aartsbisdom Mechelen. Hier kregen tot vóór 1969 alle priesterkandidaten van dit bisdom, dat zich uitstrekte van Nijvel tot Poppel, hun theologische opleiding. Op de grote poort boven de hoofdingang in de Merodestraat staat trouwens het opschrift in grote, vergulde letters: Seminarium Archiepiscopalis – Aartsbisschoppelijk Seminarie.
 
Jan, de neef van Mgr. Emiel-Jozef De Smedt (1909 – priester gewijd in 1933 – 1995), heeft me gevraagd enkele woorden te zeggen over de band tussen zijn oom en dit huis, dit seminarie, over diens Mechelse periode dus. Mgr. De Smedt is immers haast uitsluitend bekend als bisschop van Brugge en als man van het concilie, van de grote en kleine oecumene – én ook als degene die in 1958 de uitspraak deed dat “stemmen voor de Volksunie zware zonde was” (ofschoon – dat vergeet men soms – hij zich nadien hiervoor excuseerde). Ook zijn bekentenis in 1968 n.a.v. de Leuvense kwestie is bijgebleven: “Ik heb mij schromelijk vergist door vast te houden aan de eenheid van de twee universitaire vleugels”. Mgr. De Smedt was Vlaams-Brabander, geboren in 1909 in een brouwersfamilie te Opwijk, priester en hulpbisschop van het aartsbisdom Mechelen: over zijn Mechelse periode zal ik het hier hebben.
 
Mechelse periode
 
Na zijn humaniora in het college van Boom, begon Emiel De Smedt zijn filosofische studies aan het Seminarie van Mechelen; theologie studeerde hij aan de Gregoriana te Rome, waar hij een doctoraat behaalde in de filosofie en de theologie (1938). Zijn eigenlijke Mechelse periode begint echter in 1935, en hij werd in 1950 hulpbisschop van kardinaal van Roey (1874-1961). Deze had toentertijd twee hulpbisschoppen: Leo-Jozef Suenens, die zijn hulpbisschop werd in 1945 als opvolger van Mgr. Etienne Carton de Wiart toen die in dat jaar bisschop van Doornik werd (Suenens was onder de oorlog vicerector van de Leuvense universiteit geweest); en Emiel-Jozef De Smedt die in 1950 zijn hulpbisschop werd als opvolger van de in dat jaar overleden Mgr. Jean Van Cauwenbergh. Hij bleef dit slechts tot in 1952, toen hij bisschop van Brugge werd. Kardinaal van Roey zou later aan Hector Luycx, pastoor van Ottenburg, broer van de schoonzus van Mgr. De Smedt, gezegd hebben: “We hadden hem graag in Mechelen gehouden maar de nuntius wilde het anders”.
 
Vóór 1950 was Mgr. De Smedt van 1935 tot geestelijk directeur en professor metafysica aan het Sint-Jozefseminarie, net buiten de stad, en vanaf 1945 tot 1950 president van dit huis, het Grootseminarie aan de Merodestraat. Tijdens deze presidentsjaren, onder kardinaal van Roey, kreeg dit Grootseminarie een grote opknapbeurt. Na de Tweede Wereldoorlog werden inderdaad dit Groot Auditorium en een Bibliotheek gebouwd, die via het doortrekken van de hoofdgang met het Seminarie verbonden werden. De start van deze bouw begon in 1947 en hij werd beëindigd in de beginjaren 1950. Ook met de bouw van een nieuwe refter met daarboven een grote kapel werd in die jaren begonnen. Kroon op het werk was deze nieuwe kapel, die in 1955 werd ingewijd en thans fungeert als Diocesaan Archief.
 
Priesteropleiding
 
Wij zijn hier in dit Groot Auditorium, gebouwd onder het presidentschap van Mgr. De Smedt, eigenlijk een losstaande vleugel waar de seminaristen de laatste drie jaren van hun opleiding les kregen. Dit Grootseminarie bleef ook het studiehuis voor toekomstige priesters van het hele aartsbisdom tot het einde van de jaren 1960, d.w.z. enkele jaren na de splitsing in 1961 van het aartsbisdom Mechelen in Mechelen-Brussel en het bisdom Antwerpen, en de splitsing van de Leuvense universiteit in de jaren 1969-‘70 in twee zusteruniversiteiten.
 
Tot die tijd behoort ook het concept van de voorconciliaire priestervorming en priesteropleiding. Mgr. De Smedt hoort thuis in de voorconciliaire, conciliaire en naconciliaire tijd: hij stond bekend als streng, zeer streng vóór het concilie en van hem werd gezegd dat hij degene is die het meest door het concilie werd bekeerd. Het tweede Vaticaans Concilie greep plaats van 1962 tot 1965. Deze Hoge Kerkvergadering had een algemene kerkhernieuwing op het oog. Mgr. De Smedt was lid en woordvoerder van een belangrijk onderdeel ervan, het Secretariaat voor de Eenheid onder de Christenen. Bekend zijn zijn gevleugelde woorden over het oorspronkelijke kerkschema: “Sapit clericalismum, iuridismum et triumphalismum”, waardoor hij het woord van eigen vinding ‘triomfalisme’ lanceerde (cf. Le Petit Robert). Om te eindigen zal ik, ter attentie van zowel de oudere als de jongere generatie, een overzicht geven van de voorconciliaire priesteropleiding.
 
 
Voorconciliaire priestervorming
 
Vanaf 1829, één jaar vóór de Belgische onafhankelijkheid, gebeurde deze priestervorming in twee afdelingen, elk op een andere locatie: de tweede afdeling, die vier jaar theologie omvatte, was ondergebracht in dit gebouw aan de Merodestraat; de eerste afdeling met humanioraopleiding en twee jaar wijsbegeerte of filosofie had plaats in het huidige Kleinseminarie aan de Bleekstraat en de Zandpoortvest. In 1935 kwam aan deze oorspronkelijke dubbele locatie een einde, omdat in dat jaar de filosofenafdeling, plus het eerste jaar theologie, overgebracht werden naar het toen door kardinaal van Roey opgerichte Sint-Jozefseminarie voor 300 seminaristen, aan Pasbrug, IJzerenveld, net buiten de stad. In de jaren zeventig werd dit laatste gebouw verkocht en het fungeert thans als instituut voor welzijnsvoorziening, genaamd Borgerstein
 
Het voorconciliaire seminarieleven – want daarover heb ik het hier – werd gekenmerkt door gehoorzaamheid en gezag, tucht en discipline – dit was trouwens toentertijd ook de regel in de bisschoppelijk colleges en andere kerkelijke instituten en ook in de meeste gezinnen. De eerste twee jaren filosofie en het eerste jaar theologie hadden plaats in het Sint-Jozefseminarie, waar Mgr. De Smedt van 1935 tot 1945 geestelijk directeur was. Voor het tweede, derde en vierde jaar theologie verhuisden de seminaristen naar dit huis, het Grootseminarie aan de Merodestraat, midden in de stad, waar Mgr. De Smedt van 1945 tot 1950 president was. Tijdens het derde jaar theologie verrichtten zij hun legerdienst te Aalst en in één of ander militair hospitaal, waar zij echter hun theologische en geestelijke vorming voortzetten, terwijl ze bovendien op het Grootseminarie veelal de weekends doorbrachten. In het vierde jaar verbleven ze definitief in dit seminarie, waar ze hun theologische opleiding voltooiden. Hier in dit Groot Auditorium werden de lessen in driejaarlijkse cycli gegeven, met de meeste aandacht naar de vakken exegese of Schriftuitleg, dogmatiek, sacramentenleer, moraal, sociaal en kerkelijk recht, terwijl de pastorale vakken en de pastorale stage in die voorconciliaire tijd eerder stiefmoederlijk behandeld werden. Dit zou na 1965 en vooral na 1970 uiteraard veranderen.
 
Eind jaren 1960 hielden zowel het Sint-Jozefseminarie als het Grootseminarie op te bestaan. In beide huizen is uw oom werkzaam geweest. Hier woonde hij in de kamers die ik nu betrek. Dit gebouw van het Grootseminarie kreeg sinds 1970 een andere bestemming, toen de diensten van het vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen, het diocesaan archief, een studentenpedagogie, een restaurant, conferentielokalen e.a. erin werden ondergebracht. Vanaf die jaren werd het gebouw ook grondig gerenoveerd, maar het bleef een gebouw met karakter dat een zekere tijdloosheid uitstraalt. Als oud-student en oud-professor (in beide seminaries) en thans als inwonende in dit huis heb ik dit alles mogen meemaken.
 
                                                          Robrecht Michiels
                                                                   Prof. Em. KU Leuven
 


Bookmark deze website 
Bookmark deze pagina