Skip to Content

Nieuwe informatie over de Mechelse kanongieter Pauwels van der Ouwermeulen (°ca. 1561 - †1640)

Type: 
Mededelingenblad
Auteur(s): 
Van der Jeught, François
Jaargang: 
42
Nummer: 
1
Plaats van uitgave: 
Mechelen
Jaar van uitgave: 
2011
Pagina's: 
6-12

 

 
Nieuwe informatie over de Mechelse kanongieter
Pauwels van der Ouwermeulen (°ca. 1561 - †1640)
 
 
 
 
Vooraf
 
Op 17 december 1615 legde Pauwels van der Ouwermeulen voor notaris Jan Harlinghen een verklaring af op verzoek van de Mechelse Koninklijke kanongieter Jasper van den Nieuwenhuijsen (ca.1565-1626).[i] Hij getuigde over de werkzaamheden van twee buitenlanders in de gieterij in 1613 en 1614. Blijkbaar had de ene geknoeid met gereedschappen en materialen en de andere wat geëxperimenteerd met de legering bij het gieten van een artilleriestuk. Jasper van den Nieuwenhuijsen had in beide gevallen aanzienlijke schade geleden.
 
Dank zij deze attestatie kan de Mechelse kanongieter Pauwels van der Ouwermeulen, over wie weinig was bekend, beter getekend worden. Zijn verklaring geeft meteen een nieuwe kijk op de werkzaamheden in de kanongieterij aan de Oude Brusselstraat in de periode dat Jasper van den Nieuwenhuijsen er de leiding had.
 
Als bijlage is de transcriptie gevoegd van de verklaring die Pauwels van der Ouwermeulen heeft afgelegd.
 
 
De verklaring
 
Op 27 december 1615 verklaarde Pauwels van der Ouwermeulen, dat hij ongeveer 54 jaar oud was en poorter van Mechelen. Hij werkte meer dan 30 jaar in de gieterij, wat hij nog steeds deed op de dag dat hij zijn verklaring verstrekte. Hij deelde mee dat in de zomer van 1614 na Sinksen gedurende ongeveer drie maanden in de gieterij een zekere Hallieur werkzaam was geweest. Hij was een artilleriegieter afkomstig uit Lorreinen. Jasper Van den Nieuwenhuijsen had hem 5.960 pond koper geleverd om een halff cartouwe te gieten. Of de Lorrein daarin slaagde, vernemen we niet, wel dat hij verschillende gereedschappen had beschadigd of gebroken en dat hij heel wat koper had verspild.
Het jaar voordien, in 1613 kwam een Duitser, vervolgde Pauwels van der Ouwermeulen, om een half cartouwe te laten gieten (een bronzen of gietijzeren, zwaar kanon met een relatief korte loop). Het stuk moest heel licht uitgevoerd worden, volgens diens richtlijnen. Tijdens het gieten voegde de Duitser bij de legering droggen ende venijn toe (drogerijen en gif),te begrijpen als scheikundige stoffen. Was dit om het gieten zelf te verbeteren of om de legering sterker te maken? Jasper van de Nieuwenhuijsen had alleszins ermee ingestemd dat die producten werden toegevoegd. Het experiment mislukte blijkbaar. Jasper van den Nieuwenhuijsen moest nadien zelf de patronen (de gietvormen?) veranderen om het geschut te kunnen gieten en hij was genoodzaakt om het werk alleen uit te voeren.
 
In beide gevallen leed de koninklijke kanongieter een aanzienlijk verlies.
 
 
De medewerkers van de koninklijke kanongieter Jasper van den Nieuwenhuijsen
 
Niet alleen Pauwels van der Ouwermeulen heeft vele jaren bij Jasper van den Nieuwenhuijsen gewerkt. Uit de bijdrage van Eugeen van Autenboer over De leeuwenkanonnen van Jan Cauthals IV uit 1949, vernemen we dat Jan Quedricx, Jacques Blondeau en Andries van den Nieuwenhuijsen ook vele jaren in de gieterij hadden gewerkt.[ii]
 
Jan Quedricx was 63 jaar toen hij op 21 december 1643 verklaarde dat hij méér dan 30 jaar bij Jasper had gewerkt, ook Jacques Blondeau, die 50 jaar oud was en deken van de schermers. Andries van den Nieuwenhuijsen was 76 jaar, toen hij op 9 januari 1644 verklaarde dat hij méér dan 40 jaar dienst had bij zijn broer in de gieterij. Er kan vermoed worden dat er nog meer personeel is geweest. Uit de verklaring van Pauwels van der Ouwermeulen blijkt nu ook dat buitenlandse gieters hebben gewerkt in de koninklijke kanongieterij in Mechelen.
 
 
De Mechelse kanongieter Pauwels van der Ouwermeulen
 
Pauwels van der Ouwermeulen werd in Mechelen geboren ca. 1561. Hij huwde in de Sint-Janskerk op 13 januari 1596 met Anneken Rens (ook: Rijns), die in de Sint-Jansparochie woonde, na hun ondertrouw in Sint-Jan op 30 november 1595 en in Sint-Rombout op 1 december 1595. Pauwels had een broer Jeroen of Jeronimus, die in Sint-Rombout op 29 september 1600 huwde met Deilleken Gheuttens (ook: Odilia Sgorters). Beide broers waren elkaars getuige bij hun huwelijk. Pauwels van der Ouwermeulen en Anneken Rens hadden zeker één dochter, Joanna, gedoopt in de kerk van O.L.Vrouw-over-de-Dijle op 18 juni 1600. Haar doopheffers waren Hans Barbanoes en N. Van Niuenhuijs.[iii]
 
Waar Pauwels in Mechelen met zijn gezin woonde is niet duidelijk. Ten onrechte vermeldde Georges van Doorslaer dat hij – indien het om dezelfde persoon zou gaan als de kanongieter – het huis Den Griffoen bewoonde in de Hanswijkstraat; Pauwels van der Ouwermeulen huurde echter een huisje naast Den Griffoen.[iv]
 
Aangezien hij in 1615 verklaarde dat hij reeds langer dan 30 jaar in de kanongieterij werkte, kreeg Pauwels hier zeer waarschijnlijk zijn opleiding als leerling en gezel, in de periode dat Gherardt van den Nieuwenhuijsen (†1588), de vader van Jasper, er nog de leiding over had.[v]
 
Pauwels werd meester in het ambacht van de smeden.[vi] Over zijn activiteiten als gieter zijn enkele gegevens bekend. Hij heeft niet alleen decennialang samengewerkt met Jasper van den Nieuwenhuijsen, maar ook, na diens overlijden in 1620, met de kanongieters Cauthals, vader en zoon.[vii] Samen met hen slaagde hij erin om het gieten van geschut te perfectioneren. De stadsmagistraat honoreerde hem hiervoor in 1631met 600 pond.[viii]
 
Van Doorslaer stelde dat vader en zoon Cauthals en Pauwels van der Ouwermeulen de uitvinders waren van de zogenaamde “achterlader”, een artilleriestuk dat achteraan via de “kulas” kon geladen worden met een kanonkogel en kruit. Een achterlader had het voordeel dat het geschut sneller kon herladen worden dan op de klassieke manier via de loopmond. Toch is het zo dat “achterladers” al vroeger bekend waren. In de 16de eeuw was reeds een ijzeren kanon ontwikkeld, een zogenaamde draaibas of mikhaak voor het gebruik op schepen. In het centrum van Utrecht, in de wijk De Teerling, werd een deel van dergelijk type kanon opgegraven in 2008; een compleet kanon van hetzelfde type “achterlader” werd gerecupereerd uit een in 1554 gezonken Spaans schip.[ix]
 
In 1638 kregen Pauwels van der Ouwermeulen en Hendrick Wuijtiers de opdracht van de stadsmagistraat om de klokspijs te controleren, waarmee Peeter van den Gheijn en Peeter le Clercq de luidklok Salvator zouden hergieten. Pauwels en Hendrick Wuijtiers ontvingen voor hun visitaties 6 pond 10 schellingen.[x]
 
Blijkbaar was Pauwels van der Ouwermeulen niet alleen en uitsluitend een artilleriegieter. Uit een akte van 5 december 1602 verleden voor de Mechelse notaris Adolf van de Venne blijkt dat hij één van de vier gezworen zoutdragers van de stad was. Ook zijn broer Jeroen van der Ouwermeulen was één van hen. Op die dag legden Pauwels, dan 40 jaar oud, Jeroen, 34 jaar, Machiel IJsewijns, 60 jaar en Hans Nootens, 33 jaar, als gezworen zoutdragers van Mechelen een verklaring af ten behoeve van de zoutmeters van de stad. Zij deelden mee dat zij het jaar voordien op 29 november een lading zout hadden gelost voor Jan van Hanswijck op de Haverwerf.[xi]
 
Heel uitzonderlijk was dit niet: tal van voorbeelden kunnen illustreren dat men soms uiteenlopende activiteiten uitvoerde, kwestie van een continuïteit aan inkomsten te hebben. Jan van Hanswijck bijvoorbeeld, was naast zouthandelaar en zoutzieder aan de Haverwerf ook gezworen wijnroeder van de stad. Hij bleef bekend als de vermaarde Mechelse landmeter.[xii] Een ander voorbeeld: Artus de Borger, Mechels stadsspeelman, officieel in dienst sedert 28 maart 1606, was ook koopman van zout.[xiii]
 
Een reden voor de nevenactiviteit van Pauwels van de Nieuwenhuijsen, kan gevonden worden in het feit dat na het Calvinistisch Bewind van Mechelen (1580-1585), ondanks de opdrachten van de overheid, de kanongieterij niet meer hetzelfde productieniveau haalde als voordien. Er was trouwens minder behoefte aan artilleriestukken. Anderzijds waren de steden quasi geruïneerd door de oorlogsvernielingen en waren zij financieel niet meer in staat om hun geschut te vernieuwen. Hoewel Jasper van de Nieuwenhuijsen als koninklijk artilleriegieter héél wat stukken heeft geleverd, bleef zijn productie ver onder het niveau van dat van zijn vader Gerard.[xiv]
 
Pauwels van der Ouwermeulen overleed in de Hanswijkparochie op 14 oktober 1640. Hij bereikte de leeftijd van ongeveer 80 jaar.
 
Deze bijdrage toont eens te meer aan dat het verhaal van de Mechelse artilleriegieters nog lang niet voltooid is.
 
 
 
Mechelen, 9 november 2010.
 
François van der Jeught
 
 
 
Bijlage: Transcriptie van de verklaring van 17 december 1615.
 
F° 662r°
 
Op den 17en decembris 1615 soo
is voor mij notaris openbaer ende den
getuijgen naergenoempt Pauwels van der
Ouwermeulen out ontrent 54 jaren, innegesetene
poirter dees stadt van Mechelen de welcke heeft
verclaert ende geaffirmeert op zijn manne
waerheijt met presentatie van eede des noodt
ten versoecke van Gaspar van den Nieuwenhuijsen
meester van tgieten van d’ artillerie ten dienste
van hare hoocheden waerachtich te sijne dat inde
jare 1614 inden somer tijt naer Sinxen, binnen
sijnen requirants huijse, inde gieterie aldaer, gewrocht heeft
zekeren Loraijnois vanden toename Hallieur ontrent
drije maenden, ende dat den voornoemde requirant
den zelven Lorrainois gelevert heeft den nomber
van vijfduijsent negenhondert en Lx pont coopers
omme daer van te gieten een halff cartouwe,
welcken Lorrainois aende voorschreven halff cartouwe
bij hem gegoten, veel gereetschap zoo ijser als
anderssints geschent ende gebroocken heeft ende
principalijck het kerenijser twelck bij hem oock gebrooken
is ende nijet meer nut om te gebruijcken,
hebbende voorts over al den affval van het
voorschreven cooper qualijcken gade geslagen alsoo dat
daer veel coopers te quest ende verlooren gegaen
is.
Verclarende bat voorts dat inde jare 1613 oock
ten huijse vande voornoemde requirant inde gieterij aldaer
gecommen is geweest zekeren Duijtsch, den
welcken heeft een halff cartouwe laten gieten
heel licht naer sijne ordonnantie ende heeft
den zelve halff cartouwe oft coper int gieten willen
verstercken oft beteren met droggen ende fenijn, waerinne
den requirant gedoocht ende geleden heeft groote schade
 
F°662v°
om dijeswille dat hij requirant om tvoorschreven
stuck te gieten patroonen heeft moeten veranderen
ende daeromme alleen heeft moeten gieten,
redenen van weetenschap verclaert den attestant
dat hij al van over de dertich jaren harwaert inde
voorschreven gieterie gewrocht heeft gelijk hij noch
doet ende overzulcx alletgeene bij hem int
vooren verclaert alsoo gehoort ende gesien heeft.
Aldus gedaen binnen Mechelen ter presentie van
Cornelis Raps ende Jan Engels borgers dees
steede als getuijghen.
J. Harlinghen
 



[i] Stadsarchief Mechelen (S.A.M.), notaris J. Harlinghen, 900, f°662r, 17 december 1615. De familienaam Van der Ouwermeulen kent tal van varianten. We gebruiken in deze bijdrage de schrijfwijze die de notaris hanteerde. Over Jasper van den Nieuwenhuijsen, zie:
F. VAN DER JEUGHT, “Zes Mechelse kartouwen voor de Franse koning in 1617”, Mededelingenblad, KKOLKM, jg. 40,  2009, nr. 4, (s.p).
[ii] E. VAN AUTENBOER, “De leeuwenkanonnen van Jan Cauthals IV”, in Mechelsche Bijdragen, 11e jg., nr. 2, Mechelen, 1949, p. 49.
[iii] Joanna van der Ouwermeulen huwde in 1626 met Franchoys Verstraeten en kreeg twee dochters: Clara en Anna. Van de oudste dochter Clara, gedoopt in de kerk van O.L.Vrouw-over-de-Dijle op 1 mei 1627 waren de grootvader Paulus van der Oudermuelen en Johanna van den Nieuwenhuijs de doopheffers.
Voor deze genealogische gegevens werd dankbaar geput uit de databank van de Ware Vrienden van het Archief (http://www.dewarevrienden.net/DWV/).
[iv] G. VAN DOORSLAER, o.c., p 372.
Stadsarchief Mechelen (S.A.M.), K. Impôts Maisons, S IV, nr. 2: Pauwels van der Ouwermeulen huert een huijsken naest den Griffoen van Jan van Vuijthem d’ oude…
[v] G. VAN DOORSLAER, “L’ ancienne industrie du cuivre – fonderie des canons“, Bulletin du Cercle Archéologique, Littéraire & Artistique de Malines, dl. XX, 1910, p. 345-356.
[vi]J. DAMBRUYNE, “Verzamelinventaris van de nog geherinventariseerde archieven van de Mechelse ambachten (tweede helft 13de eeuw – einde 18de eeuw)“, Studia et Documenta Mechliniensia, dl. IX, KKOLKM, 2006, p. 220: Smedenambacht, nr. 25, register met de alfabetische naamlijst van meesters die het bus- en kaarsgeld betalen, aangevat in 1610, f°15r.
[vii] G. VAN DOORSLAER, o.c., p. 363-371.
[viii] G. VAN DOORSLAER, o.c., p. 371 en 372.
S.A.M., Stadsrekening, 306, (1631-1632), f°139v: Beth(aald) Pauwels van der Ouwermolen voir eene vereerin(g) over tgieten van seker geschut op eene nieuw maniere te voiren noijt gedaen per ordon(nantie).
[ix]Zie de website van het Nederlandse BAAC-Onderzoeks- adviesbureau m.b.t. het archeologisch onderzoeksproject “Utrecht Vredenburg – Middeleeuws woonblok De Teerling”: “Utrecht – een bijzondere metaalvondst”, 2008.
URL: http://www.baac.nl/index.php?pagina_id=109
[x] G. VAN DOORSLAER, o.c., p. 372.
S.A.M., Stadsrekening, 313, (1638-1639), f°161r, 161v: Bet. Pauwels van der Ouwermolen en Henrick Wuijtiers hebben verscheijden reijsen geemploijeert gheweest tot visitatie van de spijse, soo van de oude clocke als oock de nieuwe spijse gesupplieerd tot reniforchement van de selve clock.
[xi] S.A.M., notaris A. Van de Venne, 1723, f°247r, 5 december 1602.
[xii] F. VAN DER JEUGHT, “Jan van Hanswijck (Mechelen, ca. 1546 – ca. 1617), geswooren lantmeter van hare hoochheden ende bij dese stadt Mechelen”, HKKOLKM, dl. 104 (2000), Mechelen, 2001, p. 99 – 116.
[xiii] S.A.M., notaris J. Harlinghen, 913, f°80r, 12 maart 1627.
[xiv] G. VAN DOORSLAER, o.c., p. 281.


Bookmark deze website 
Bookmark deze pagina